ECLI:NL:RBAMS:2020:3198

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
13/684110-19 (A) en 13/684129-19 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor meerdere diefstallen en geweldpleging met een nepvuurwapen

Op 30 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en geweldpleging. De verdachte werd veroordeeld tot 13 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van ruim 7400 euro betalen aan de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tussen januari en juni 2019 verschillende diefstallen had gepleegd, waaronder diefstallen van telefoons en laptops, vaak met geweld of bedreiging. De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie gevolgd, waarbij de modus operandi van de verdachte, zoals het maken van afspraken via Marktplaats en het gebruik van een nepvuurwapen, zwaar heeft meegewogen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de meeste feiten bewezen. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers, en besloot tot een jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/684110-19 (A) en 13/684129-19 (B)
Datum uitspraak: 30 juni 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [vestigingsplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzittingen

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 9 oktober 2019, 4 december 2019, 12 februari 2020 en 16 juni 2020.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op de terechtzitting van 12 februari 2020 gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H. Pentinga, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlasteleggingen

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Zaak A
1. medeplegen van een poging tot diefstal van een Rolex van [slachtoffer 1] , op 26 juni 2019 te Amsterdam en/of medeplegen van een poging tot oplichting van [slachtoffer 1] , op 26 juni 2019 te Amsterdam;
2. medeplegen van een diefstal van een mobiele telefoon (merk Apple) van [slachtoffer 2] , op 17 juni 2019 te Amsterdam;
3. medeplegen van een diefstal van een laptop (type MacBook, merk Apple) van [slachtoffer 3] , op 14 juni 2019 te Amsterdam;
4. medeplegen van een diefstal met bedreiging met geweld van een laptop (type MacBook, merk Apple) van [slachtoffer 4] , waarbij het dreigen met geweld bestond uit het tonen/richten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), op 16 juni te Amsterdam;
5. medeplegen van een diefstal van een mobiele telefoon (merk Apple) van [slachtoffer 5] , op 13 februari 2019 te Amsterdam;
6. medeplegen van een diefstal met bedreiging met geweld van een mobiele telefoon (merk Apple) van [slachtoffer 6] , waarbij het dreigen met geweld bestond uit het uit de handen rukken van papieren en het tonen/richten van een (op een) vuurwapen gelijkend voorwerp, op 26 april 2019 te Amsterdam;
Zaak B
1. Diefstal met geweld van een telefoon (merk Apple, type XS) van [slachtoffer 7] , waarbij het geweld bestond uit het tegen het gezicht/hoofd/lichaam slaan, op 22 januari 2019 te Amsterdam;
2. Diefstal van een telefoon (merk Apple, type XS) van J. [naam 5] , op 25 april 2019 te Amsterdam.
3. Medeplegen van heling van een telefoon (merk Apple, type XS max), in de periode van 15 mei 2019 tot en met 27 juni 2019 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlasteleggingen is opgenomen in bijlagen die aan dit vonnis zijn gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
3.1.1.
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft op grond van de aangifte, het onderzoek naar de Marktplaatsgegevens, het onderzoek aan de telefoons van verdachte, de simkaarten en de verklaring van verdachte gerekwireerd tot bewezenverklaring van een poging tot diefstal. Gelet op de modus operandi en de intentie van verdachte was sprake van een begin van uitvoering. Er was geen sprake van een vrijwillige terugtred. Verdachte hoorde sirenes en vertrouwde het niet meer. Dat klopt ook, want verbalisanten hadden het gesprek overgenomen, waardoor het vertraging opliep. Als al deze externe factoren er niet waren geweest, dan had de diefstal plaatsgevonden.
Verder heeft de officier van justitie verzocht om verdachte vrij te spreken van medeplegen, nu er onvoldoende bewijs is dat verdachte deze poging tot diefstal met meerdere personen heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft op grond van het verpakkingsmateriaal van de simkaart met telefoonnummer * [nummer] dat is aangetroffen bij verdachte, het signalement van [naam 1] dat overeenkomt met het uiterlijk van verdachte, een video van de doos van een iPhone van de dag van de diefstal aangetroffen op de door verdachte weggegooide Nokia, de modus operandi die gelijk is aan die van het onder 1 ten laste gelegde en andere feiten (afspreken op de [adres 2] en gebruik van de naam [naam 1] / [naam 2] ), het aangetroffen Marktplaatsaccount op één van de telefoons van verdachte en de bekennende verklaring van verdachte, gerekwireerd tot bewezenverklaring van een diefstal.
Verder heeft de officier van justitie verzocht om verdachte vrij te spreken van medeplegen, omdat ook hier onvoldoende aanwijzingen zijn dat andere personen concreet met deze diefstal te maken hebben gehad.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft op grond van de modus operandi (afspreeklocatie, wijze van koop en naam), het Marktplaatsaccount, het telefoonnummer waarmee contact is opgenomen met de vriend van aangeefster, het signalement van de dader dat overeenkomt met verdachte en de bekennende verklaring van verdachte gerekwireerd tot bewezenverklaring van een diefstal.
Verder heeft de officier van justitie verzocht om verdachte vrij te spreken van medeplegen, omdat ook hier onvoldoende bewijs is dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd met anderen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van een diefstal met geweld.
De diefstal acht de officier van justitie op grond van de aangifte, de op een iPhone van verdachte aangetroffen foto’s van het serienummer van de gestolen laptop met datum 16 juni 2019 15:12 uur, het gebruikte Marktplaatsaccount, het op een iPhone van verdachte aangetroffen filmpje met datum 16 juni 2019 12:14 uur en de bekennende verklaring van verdachte, bewezen. Daarnaast is er volgens haar voldoende bewijs voor het gebruik van een (nep)vuurwapen. Aangever is nog een keer gehoord door de politie en blijft bij zijn verklaring dat hij een vuurwapen heeft gezien en dat verdachte deze bij zijn heup vandaan haalde met zijn rechter hand. Daarnaast is op de slaapkamer van verdachte en zijn broertje tijdens een doorzoeking een zakje aangetroffen met balletjes die met een airsoftwapen afgeschoten kunnen worden. Voorts schroomde verdachte niet om (nep)vuurwapens vast te houden. Dit blijkt uit de video op de telefoon van [naam 3] van 15 mei 2019 om 16:51 uur. Tot slot is ook bij het onder 6 ten laste gelegde een (nep)vuurwapen gebruikt. Beide aangevers hebben verklaard dat verdachte met zijn rechterhand het wapen vasthield.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft gelet op dezelfde modus operandi met betrekking tot de afspreeklocatie en communicatie en gelet op het feit dat de beide telefoonnummers waar aangever rondom de diefstal contact mee heeft gehad in de telefoon van verdachte hebben gezeten, gerekwireerd tot bewezenverklaring van een diefstal.
Verder heeft de officier van justitie verzocht om verdachte vrij te spreken van medeplegen. Hoewel er aanwijzingen zijn dat er meerdere jongens bij de tweede advertentie betrokken waren, is bij de daadwerkelijke diefstal onvoldoende bewijs voor medeplegen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van een diefstal met geweld.
De diefstal acht de officier van justitie op grond van de aangifte, de in de kamer van verdachte aangetroffen factuur waarbij het IMEI-nummer overeenkomt met het IMEI-nummer van de gestolen telefoon, dezelfde modus operandi met betrekking tot de afspreeklocatie en communicatie, het signalement dat overeenkomt met het uiterlijk van verdachte, de gebruikersnaam [gebruikersnaam] en de getuigenverklaring van [naam getuige 1] bewezen. Daarnaast is er volgens haar voldoende bewijs voor het gebruik van een (nep)vuurwapen. Aangever heeft bij de rechter-commissaris nader verklaard, ook over het gebruik van het vuurwapen. Ook heeft getuige [naam getuige 1] verklaard dat verdachte een vuurwapen op hem richtte en hij in de loop van het vuurwapen keek. Voorts is op de telefoon van [naam 3] op 15 mei 2019 om 16:51 uur een video opgeslagen met verdachte in de auto met in zijn hand een vuurwapen en een telefoon. Tot slot zijn er ook aanwijzingen dat verdachte eerder een wapen in zijn buurt heeft gehad. Op 1 mei 2019 om 19:55 uur werd de broertje van verdachte aangehouden en werd in de binnenzak van zijn jas een airsoftwapen aangetroffen. Tijdens de doorzoeking werd op de kamer van verdachte en zijn broertje een zakje met balletjes aangetroffen die met een airsoftwapen afgeschoten kunnen worden. Het is volstrekt niet aannemelijk dat het geziene voorwerp een telefoon is geweest, zoals verdachte heeft verklaard. Aangever en getuige [naam getuige 1] beschrijven het wapen op dezelfde wijze en vrij gedetailleerd. Zij hebben het op korte afstand gezien. Daarnaast was er volstrekt geen reden voor verdachte om, terwijl hij rende en zich omdraaide, zijn telefoon te pakken.
3.1.2.
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft op grond van de aangifte, de modus operandi (afspreken op de [adres 1] via Marktplaats benaderd door [gebruikersnaam] en een vergoeding aanbieden voor het komen naar Amsterdam), het onderzoek naar [gebruikersnaam] en de getuigenverklaring van [naam getuige 2] gerekwireerd tot bewezenverklaring van een diefstal.
Verder heeft de officier van justitie verzocht om verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde geweld, nu getuige [naam getuige 2] het geweld niet heeft gezien en verdachte het geweld ontkent.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft op grond van de aangifte, de modus operandi (afspreken op de [adres 2] , rennen naar de binnenplaats bij de Daniel Doevestraat en een Apple product als buit), het signalement dat overeenkomt met het uiterlijk van verdachte, het zwijgen van verdachte en door gebruik te maken van schakelbewijs gerekwireerd tot bewezenverklaring van een diefstal.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft op grond van de aangifte, de video aangetroffen op de telefoon van [naam 3] met verdachte en de doos van de weggenomen iPhone (met de tekst dat zij snel iets hebben weggenomen) en de verklaring van verdachte dat hij de iPhone heel even in zijn handen heeft gehad, gerekwireerd tot bewezenverklaring van opzetheling.
Verder heeft de officier van justitie, gelet op de verdenking dat [naam 3] de straatroof heeft gepleegd, verzocht om verdachte vrij te spreken van medeplegen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
3.2.1.
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Er ontstond irritatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] over de afgesproken plek. Verdachte zag [slachtoffer 1] niet staan, terwijl hij zei dat hij er wel was, waardoor verdachte het gevoel kreeg in de maling te worden genomen. Verdachte heeft ‘Laat maar zitten en succes met de verkoop’ gestuurd. Dat hij daarna om een foto vroeg, doet daar niet aan af. Verdachte heeft geen handelingen verricht die als een begin van uitvoering kunnen worden gezien. Er had moeten zijn begonnen met het “wegnemen”. Dat was nog niet aan de orde. Verdachte heeft een actieve rol gehad in de verhindering. Hij heeft niet verklaard dat hij vanwege de sirenes ermee stopte.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte partieel van medeplegen vrij te spreken. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte heeft zij verder geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen bewijsverweer ten aanzien van de diefstal gevoerd. Wel heeft zij vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde geweld. Verdachte ontkent het gebruik van een (nep)vuurwapen en heeft verklaard dat zijn telefoon wellicht voor een (nep)vuurwapen is aangezien. Verschillende aangevers hebben verklaard dat verdachte een telefoon in zijn hand had. Ten tijde van verdachtes aanhouding op 26 juni 2019 is geen vuurwapen bij verdachte aangetroffen. Dat bij verdachtes broertje een airsoftwapen is aangetroffen, kan niet ten nadele van verdachte worden gebruikt. Dat verdachte op een filmpje een (nep)vuurwapen vastgehouden zou hebben, kan ook niet als bewijs ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde worden gebruikt.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde bepleit, nu niet uitgesloten kan worden dat een andere persoon dan verdachte de dader was. Als [naam 4] of [gebruikersnaam] contact met iemand opnam, betekende dat niet dat dat verdachte was. Het signalement van de dader is vaag. Hoewel het telefoonnummer * [nummer] is te koppelen aan verdachte, komt op de tweede advertentie een witte jongen af.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen bewijsverweer ten aanzien van de diefstal gevoerd. Wel heeft zij vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde geweld. Verdachte heeft verklaard dat de afstand tot aangever en getuige [naam getuige 1] groter was. Door getuige [naam getuige 1] is ter terechtzitting bevestigd dat verdachte een telefoon had. Er wordt niet verklaard dat verdachte de doos van de telefoon in zijn jaszak of iets dergelijks stopte. Hij heeft dus met meerdere spullen gerend en de vraag is dan waar het (nep)vuurwapen vandaan moest komen. Aangever en getuige [naam getuige 1] hebben beide verklaard afkomstig te zijn uit een oorlogsgebied. Wellicht hebben zij de telefoon daardoor sneller verward met een (nep)vuurwapen. Voorts zijn de foto’s op verdachtes telefoon automatisch gedownload.
3.2.2.
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde, nu verschillende personen onder de naam [gebruikersnaam] op afspraken kwamen en de aangever spreekt over een “getint” uiterlijk.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde, aangezien verdachte heeft verklaard dat hij de iPhone maar heel even bekeken heeft.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht een poging tot diefstal van een Rolexhorloge van [slachtoffer 1] bewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het horloge van [slachtoffer 1] wilde afnemen zonder te betalen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dat voornemen van verdachte zich ook door een begin van uitvoering geopenbaard. Verdachte had immers een afspraak met [slachtoffer 1] gemaakt en is, zonder geld op zak, naar de afgesproken locatie gegaan. Uit het gesprek dat zij op de locatie voerden, blijkt dat verdachte zijn poging tot diefstal niet wilde staken. Nadat hij ‘Laat maar zitten en succes met de verkoop’ gestuurd had, stuurde hij om 13:46 uur ‘Maakt u maar een foto’, ‘Dat u er staat’ en ‘Anders bel mij maar even, veel handiger’. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte kennelijk toch niet van de afspraak met [slachtoffer 1] afzag. Vier minuten later, om 13:50 uur, werd verdachte aangehouden. Van een vrijwillige terugtred is dus geenszins gebleken.
Verdachte zal partieel vrijgesproken worden van medeplegen, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat verdachte het feit met een ander of anderen heeft gepleegd. Daarnaast zal verdachte vrijgesproken worden van het tweede cumulatief alternatief ten laste gelegde, te weten het medeplegen van een poging tot oplichting. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht de diefstal van de telefoon van [slachtoffer 2] en laptop van [slachtoffer 3] , mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, bewezen. Verdachte zal partieel vrijgesproken worden van medeplegen, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat verdachte de feiten met een ander of anderen heeft gepleegd. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht de diefstal van de laptop van [slachtoffer 4] , mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, bewezen. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte daarbij een (nep)vuurwapen aan [slachtoffer 4] heeft getoond, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken en betrekt daar het volgende bij. Het gebruik van een (nep)vuurwapen maakte (met uitzondering van het onder 6 ten laste gelegde) geen deel uit van de modus operandi van verdachte. Het op latere data aantreffen van balletjes voor een airsoftwapen op de gedeelde slaapkamer van verdachte en een airsoftwapen bij verdachtes broertje levert geen bewijs op voor het gebruik van een wapens tijdens de diefstal van de laptop van [slachtoffer 4] op 16 juni 2019. De rechtbank benadrukt daarbij dat dat niet wil zeggen dat [slachtoffer 4] hierover heeft gelogen, maar stelt vast dat het dossier onvoldoende wettige bewijsmiddelen bevat om te voldoen aan het bewijsminimum. Het gebruik van een (nep)vuurwapen kan daarom niet worden bewezen.
Verder zal verdachte partieel vrijgesproken worden van medeplegen, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat verdachte het feit met een ander of anderen heeft gepleegd. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen verdere motivering
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank acht de diefstal van de telefoon van [slachtoffer 5] niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte bij deze diefstal betrokken is geweest, aangezien de IMEI-nummers van “ [naam 4] ” en “ [gebruikersnaam] ” beide aan verdachte gekoppeld worden. Echter verscheen, na de tweede advertentie, een witte jongen onder de naam “ [gebruikersnaam] ”. De rechtbank kan daardoor onvoldoende uitsluiten dat ook een ander van de naam “ [naam 4] ” gebruik maakte, dan wel dat een andere jongen, met Surinaams uiterlijk, op de afspraak is verschenen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
De rechtbank acht de diefstal van de telefoon van [slachtoffer 6] , mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, bewezen. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte daarbij een (nep)vuurwapen op aangever [slachtoffer 6] en getuige [naam getuige 1] richtte. Zowel [slachtoffer 6] als [naam getuige 1] hebben over een (nep)vuurwapen verklaard en gaven daarbij een duidelijke omschrijving van wat zij hebben gezien. Zowel [slachtoffer 6] als [naam getuige 1] hebben verklaard dat zij een loop zagen. Gelet hierop volgt de rechtbank de verklaring van verdachte, dat zijn telefoon abusievelijk voor een vuurwapen is aangezien, niet. De rechtbank waardeert de verklaring van verdachte als onaannemelijk.
Wel zal verdachte partieel vrijgesproken worden van medeplegen, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat verdachte het feit met een ander of anderen heeft gepleegd. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
3.3.2.
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht de diefstal van de telefoon van [slachtoffer 7] , mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, bewezen. Verdachte zal partieel vrijgesproken worden van medeplegen, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat verdachte het feit met een ander of anderen heeft gepleegd. Ook zal verdachte partieel vrijgesproken worden van het tenlastegelegde geweld, aangezien slechts aangever [slachtoffer 7] heeft verklaard dat verdachte geweld heeft gebruikt, verdachte dit zelf ontkent en getuige [naam getuige 2] niet over het gebruik van geweld heeft verklaard. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, de diefstal van de telefoon van [naam 5] niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat er overeenkomsten zijn tussen dit feit en een aantal andere feiten waarvoor verdachte wel wordt veroordeeld: het betreft ook in dit geval een Apple product en er wordt een afspraak gemaakt op de [adres 2] . Dit is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende voor een bewezenverklaring. Ook de redenering betreffende schakelbewijs zoals de officier van justitie naar voren heeft gebracht, kan een bewezenverklaring niet dragen. Uit de motivering betreffende zaak A, onder 5 volgt dat onvoldoende kan worden uitgesloten dat meerdere personen zich bezighielden met soortgelijke diefstallen op de Dantestraat. Daar komt bij dat aangever [naam 5] spreekt over een jongen met een “getint” uiterlijk, terwijl verdachte, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, een donkerder huidskleur heeft en verbalisant [naam verbalisant] verdachte niet herkende als de persoon die hij op 22 mei 2019 in de Dantestraat zag staan.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, heling van een telefoon in de periode van 15 mei tot en met 27 juni 2019 niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft verklaard dat hij de gestolen telefoon kort vast heeft gehad en dat hij niet wist dat het om een gestolen telefoon ging. De video die ongeveer een half uur na de straatroof is gemaakt en waarop verdachte te zien is met de doos van de weggenomen iPhone en (vertaald) de tekst “dat ze snel iets hebben weggenomen”, biedt aanknopingspunten voor de stelling dat verdachte bij de straatroof betrokken is geweest maar dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring van de heling van de daarbij weggenomen telefoon.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte:
Zaak A
1. Op 26 juni 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een Rolex ter waarde van 6500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] , met voornoemde [slachtoffer 1] een afspraak heeft gemaakt, naar de afgesproken locatie is gegaan en vervolgens op voornoemde [slachtoffer 1] heeft gewacht;
2. op 17 juni 2019 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een mobiele telefoon van het merk Apple, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen;
3. op 14 juni 2019 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een laptop, type MacBook, merk Apple, ter waarde van 2199 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] heeft weggenomen;
4. op 16 juni 2019 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een laptop, type MacBook, merk Apple, ter waarde van 2490 euro, toebehorende aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen;
6. op 26 april 2019 te Amsterdam, op of aan de openbare weg, de Dantestraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon van het merk Apple ter waarde van 700 euro en bijbehorende papieren, toebehorende aan [slachtoffer 6] , welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, (op korte afstand) een vuurwapen, in elk geval met een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 6] en een ander persoon heeft gericht;
Zaak B
1. op 22 januari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een telefoon van het merk Apple, type XS, toebehorende aan [slachtoffer 7] heeft weggenomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 19 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het voorwaardelijke gedeelte van de straf aanzienlijk te matigen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in de periode van januari tot en met zijn aanhouding in juni 2019 meerdere diefstallen gepleegd. Hij maakte onder een valse naam via Marktplaats of Facebook een afspraak met verkopers van dure goederen, zoals iPhones en Macbooks. Vervolgens vroeg hij de verkoper om tegen een vergoeding naar Amsterdam te komen en gaf hij een adres op, waarvan het huisnummer bij aankomst niet bleek te bestaan. Als de verkoper op de locatie aangekomen was, vroeg verdachte in wat voor een auto hij of zij zat en maakte hij contact. Hij vroeg of hij het IMEI-nummer mocht controleren, zodat hij het product in handen kreeg en nam dan, zonder te betalen, de benen.
De rechtbank vindt dit ernstige feiten. Het beschreven handelen van verdachte heeft op slachtoffers in het algemeen een zeer grote impact. Naast een forse materiële schade, kunnen de slachtoffers psychisch ook veel last houden van het gebeurde. Dat dit is gebeurd, is ook gebleken uit de verklaring van slachtoffer [slachtoffer 6] ter terechtzitting. Dergelijke feiten kunnen in de samenleving tot veel onrust leiden en zorgen ervoor dat het vertrouwen in online handelen wordt aangetast. Verder heeft verdachte door het plegen van deze feiten blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen. Dat verdachte bij de diefstal van de telefoon van [slachtoffer 6] een (nep)vuurwapen heeft getoond, maakt het nog ernstiger en maken de zorgen over verdachtes verdere leven ook groter.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 25 mei 2020. Strafverzwarend is dat verdachte in 2017 nog voor een winkeldiefstal en het bezit van vals geld veroordeeld is.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de reclasseringsadviezen van 1 oktober 2019 en 11 juni 2020. Het ten laste gelegde lijkt voort te komen vanuit negatieve beïnvloeding vanuit verdachtes sociale omgeving en het gericht zijn op financieel gewin. In de Kleinschalige Voorziening (KV) heeft verdachte zijn scholing weer opgepakt, evenals andere praktische zaken. Daarnaast is een positieve factor dat er sprake is van een ondersteunende partnerrelatie en familierelaties. De voornaamste risicofactoren zijn de gebrekkige weerbaarheid en mogelijke problemen op cognitief gebied (het overzien van de gevolgen van zijn handelen). Verdachte is gebaat bij een strakke en structurele begeleiding. Tijdens zijn verblijf in de KV is er reeds een reclasseringstoezicht en begeleiding vanuit de Intensieve Forensische Aanpak (IFA) opgestart. Voortzetting van deze begeleiding is geïndiceerd. Sinds de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis woont verdachte bij begeleid wonen [naam begeleid wonen] . Bij de start van zijn verblijf had verdachte moeite met alle regels en afspraken. In mei 2020 heeft verdachte een waarschuwing ontvangen. De redenen hiervoor waren dat hij zich onvoldoende hield aan de afspraken die gericht waren op op tijd komen, hij zich disrespectvol gedroeg jegens begeleiding en medebewoners en hij niet openstond voor gesprekken met de begeleiding. Naar aanleiding van een gesprek tussen [naam begeleid wonen] en verdachte, waarbij verdachte zich vriendelijk en coöperatief opstelde, hebben zij hem nog een kans gegeven bij hen te verblijven. [naam begeleid wonen] , reclassering, IFA en verdachte hebben nu als aandachtspunt zijn communicatievaardigheden te vergroten. Verdachte zet zich in om zijn gedrag te veranderen. Door de verspreiding van het coronavirus viel school weg en kon verdachte moeilijk aan werk komen. Verdachte is momenteel met behulp van hulpverlening aan het solliciteren. Het is belangrijk dat verdachte blijft wonen bij [naam begeleid wonen] om zijn vaardigheden, zoals zelfstandigheid en zelfredzaamheid te vergroten. De aankomende periode is het belangrijk dat gezamenlijk zijn woonperspectief wordt onderzocht. Verdachte heeft als doel om zelfstandig te wonen. Verder is het belangrijk dat verdachte zijn opleiding voortzet om zijn startkwalificatie (MBO niveau 2 diploma) te behalen, zodat hij zijn kansen op de arbeidsmarkt vergroot. Ten aanzien van het delictgedrag gaat verdachte samen met IFA onderzoeken wat zijn risico’s op terugval in delictgedrag zijn om vervolgens te achterhalen hoe hij recidive in de toekomst kan voorkomen. Als het reclasseringsadvies wordt overgenomen zal verdachte aangemeld worden voor de individuele cognitieve vaardighedentraining. Deze gedragsinterventie draagt bij aan een betere impulscontrole. De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is gebaat bij begeleiding en ondersteuning met een pedagogische invulling, waarin hij ondersteuning krijgt bij het nakomen van afspraken en het nemen van initiatief (als er problemen spelen). Er is daarnaast sprake van beïnvloedbaarheid en het niet goed kunnen overzien van zijn handelen. Zijn ontwikkelingsleeftijd lijkt jonger dan zijn kalenderleeftijd. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering, dagbesteding, IFA, een cognitieve vaardigheidstraining (SOLO) en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank ziet reden het advies van de reclassering te volgen.
De rechtbank acht minder feiten dan de officier van justitie bewezen en wijkt mede daarom bij de straftoemeting af van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van 13 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Zaak A, feit 2
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 799,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft de vordering niet betwist. Wel heeft de raadsvrouw verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen, aangezien dat alleen maar zal leiden tot extra leedtoevoeging.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder zaak A, onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Gelet op de jonge leeftijd en de financiële situatie van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de gijzeling te bepalen op één dag.
Zaak A, feit 3
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 2.240,- aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de post ‘Apple Macbook pro 15’ (€ 2.000,-) toe te wijzen, de post ‘Aangifte doen politie Amsterdam en voorrijden’ (€ 240,-) vanwege gebrek aan onderbouwing te schatten en de verzochte immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 400,-, allen vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft verzocht om de post ‘Aangifte doen politie Amsterdam en voorrijden’ (€ 240,-) en de gevorderde immateriële schade (€ 5.000,-) af te wijzen, wegens onvoldoende onderbouwing. Voor wat betreft de post ‘Apple Macbook pro 15’ (€ 2.000,-) heeft zij de vordering niet betwist. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen, aangezien dat alleen maar zal leiden tot extra leedtoevoeging.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder zaak A, onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De post ‘Apple Macbook pro 15’ (€ 2.000,-) is met een factuur onderbouwd en zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De post ‘Aangifte doen politie en voorrijden’ (€ 240,-) is onvoldoende onderbouwd, waardoor de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Ook zal de benadeelde partij voor de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard. De benadeelde partij komt op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek niet in aanmerking voor deze vergoeding. De rechtbank beseft dat het om een ernstig feit gaat en de benadeelde partij hierdoor angstig kan zijn geworden, maar enkel psychisch onbehagen of zich angstig voelen is geen geestelijk letsel als bedoeld in de wet. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Gelet op de jonge leeftijd en de financiële situatie van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de gijzeling te bepalen op één dag.
Zaak A, feit 4
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 2.846,65 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft de vordering niet betwist. Wel heeft de raadsvrouw verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen, aangezien dat alleen maar zal leiden tot extra leedtoevoeging.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder zaak A, onder 4 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 4] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Gelet op de jonge leeftijd en de financiële situatie van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de gijzeling te bepalen op één dag.
Zaak A, feit 6
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert € 780,- aan vergoeding van materiële schade en € 400,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering toe te wijzen (en voor wat betreft de reis- en parkeerkosten zo nodig van de schattingsbevoegdheid gebruik te maken), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft verzocht om de post ‘Reiskosten en parkeren’ (€ 80,-) te matigen. Ook heeft zij verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen, nu de benadeelde partij mogelijk al voor het ten laste gelegde een trauma had en het gevorderde bedrag ook ziet op het niet naar werk kunnen gaan. Voor wat betreft de post ‘Verlies van telefoon’ (€ 700,-) heeft de raadsvrouw de vordering niet betwist. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen, aangezien dat alleen maar zal leiden tot extra leedtoevoeging.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder zaak A, onder 6 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De post ‘Verlies van telefoon’ (€ 700,-) is door de raadsvrouw niet betwist. De posten ‘Verlies van telefoon’ (€ 700,-) en ‘Reiskosten en parkeren’ (€ 80,-) komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien verdachte het oogmerk had angst toe te brengen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Gelet op de jonge leeftijd en de financiële situatie van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de gijzeling te bepalen op één dag.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 45, 36f, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Zaak A
Verklaart het onder 1 tweede cumulatief alternatief en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 eerste cumulatief alternatief, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Zaak B
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 eerste cumulatief alternatief ten laste gelegde:
Poging tot diefstal;
Ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde:
Diefstal, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
Diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 13 maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 maanden, van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de
proeftijd vast op 2 jarenonder de
algemene voorwaardedat:
- Veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat:
Meldplicht bij de reclassering
- Veroordeelde zich meldt bij de reclassering op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
Dagbesteding
- Veroordeelde een structurele vorm van dagbesteding in de vorm van scholing en/of werk heeft;
IFA
- Veroordeelde verplicht mee dient te werken aan de Intensieve Forensische Aanpak, zolang de reclassering nodig acht;
Cognitieve vaardigheidstraining
- Veroordeelde, indien de reclassering dit wenselijk acht, mee dient te werken aan een SOLO-training. Middels een SOLO-training leert veroordeelde meer grip op zijn leven te krijgen door het aanpassen van denkpatronen en attitudes. De SOLO-training bestaat uit 12 bijeenkomsten;
Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- Veroordeelde per direct zal verblijven bij [naam begeleid wonen] , [adres 4] , of in een nader door de reclassering aan te wijzen woonvoorziening.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaardendat:
- Veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- Veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Zaak A, feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 799,- (zevenhonderdnegenennegentig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 799,- (zevenhonderdnegenennegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Zaak A, feit 3
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 2.000,- (tweeduizend euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 2.000,- (tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Zaak A, feit 4
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 2.846,55 (tweeduizendachthonderdzesenveertig euro en vijfenvijftig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 2.846,55 (tweeduizendachthonderdzesenveertig euro en vijfenvijftig eurocent), , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Zaak A, feit 6
[slachtoffer 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 780,- (zevenhonderdtachtig euro) aan vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 250,- aan vergoeding van immateriële schade, beide te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 6] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € 1.030,- (duizenddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en R.P.F. de Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2020.