5.3.2Zijn de ontploffingen en brand de schuld van verdachte?
De vraag die moet worden beantwoord, is of het ontstaan van de ontploffingen en brand aan de schuld van verdachte is te wijten. Hierbij gaat het om schuld in strafrechtelijke zin. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid, onachtzaamheid of nalatigheid die verwijtbaar is. Dit is het geval als verdachte anders had moeten handelen (verwijtbaar) en anders kon handelen (vermijdbaar), tenzij er bijzondere omstandigheden zijn waardoor dit niet aangenomen zou moeten worden. Om dit vast te stellen moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit alles moet worden beoordeeld op basis van de situatie zoals die op 3 juni 2016 van toepassing was, en niet met de kennis van achteraf.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van aanmerkelijke schuld aan de zijde van verdachte. De voornaamste reden hiervoor is dat verdachte op basis van de informatie en scripts die bij hem bekend waren in combinatie met wat van hem mocht worden verwacht, niet anders kon en hoefde te handelen dan hij heeft gedaan. De rechtbank vindt dit om de volgende redenen.
Wat kon en mocht van verdachte als netbeheerder worden verwacht?
In tegenstelling tot de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft verdachte een andere rol gespeeld bij het project rioolrenovatie [adres] in [plaats] en de gebeurtenissen van 10 december 2015 tot en met 3 juni 2016. Verdachte is als netbeheerder van de gasleiding betrokken geweest bij het project. Zijn verantwoordelijkheden als netbeheerder lagen met name in de voorbereidende fase van het project en vanaf het moment dat [medeverdachte 2] meldde dat de gasleiding was beschadigd. In deze rol en specifiek bij dit rioolrenovatie project mocht het volgende van verdachte worden verwacht.
Het verschaffen van duidelijkheid over de exacte ligging van ondergrondse gasleidingen die onder zijn beheer vallen. Dit door middel van het verstrekken van kaarten en tekeningen van de gasleidingen aan de Dienst Kabels en Leidingen Informatiecentrum (klic) van het Kadaster.
En het aannemen en afhandelen van een gasmelding, in deze zaak het gaslek. Hieronder vallen het beoordelen van de melding, het maken van een juiste risico-inschatting door toepassing van het uitvraagscript en het eventueel sturen van een monteur naar de locatie van de gasmelding.
Heeft [verdachte] onvoorzichtig of nalatig gehandeld?
In de tenlastelegging staat in de gedachtestreepjes opgesomd welke handelingen verdachte heeft verricht of juist heeft nagelaten te verrichten. De rechtbank is van oordeel dat dit handelen en nalaten niet aanmerkelijk onvoorzichtig of nalatig is geweest. Verdachte had in de gegeven situatie en gelet op waar hij verantwoordelijk voor was, niet anders hoeven handelen.
Voorbereidende fase
Niet aanwezig zijn bij het nuts-overleg (gedachtestreepje 1)
Ter voorbereiding op het project [adres] heeft op 10 december 2015 een nuts-overleg plaatsgevonden op initiatief van de [medeverdachte 1] . Alle betrokken nuts-beheerders waren voor dit overleg uitgenodigd. Zo ook de netbeheerder van de gasleidingen in Urk. Tijdens dit overleg is onder andere gezamenlijk de klictekening bekeken om vast te stellen waar zich mogelijk knelpunten zouden kunnen voordoen.
Verdachte wordt verweten dat hij niet aanwezig was bij het nuts-overleg. Dit verwijt is onterecht. Verdachte was in december 2015 niet de netbeheerder van de gasleidingen. Hij is pas per 1 januari 2016 de netbeheerder geworden. Ten tijde van het nuts-overleg was Enexis de verantwoordelijke netbeheerder. Het klopt dat verdachte niet aanwezig was bij het nuts-overleg, maar hij hoefde dat ook niet te zijn omdat hij op dat moment niet de netbeheerder van de gasleidingen in Urk was.
Locatie rondom de rioolput niet als knelpunt aangemerkt (gedachtestreepje 2)
Omdat verdachte niet bij het nuts-overleg aanwezig was, heeft op 28 januari 2016 een overleg tussen de [medeverdachte 1] en verdachte plaatsgevonden. Zowel tijdens dit overleg als het nuts-overleg is de locatie van de te plaatsen rioolput niet als knelpunt aangemerkt. Verdachte wordt verweten dat hij deze locatie wel als knelpunt had moeten aanmerken. Ook dit verwijt is onterecht.
Op basis van de overdracht van het project [adres] door Enexis en de op dat moment beschikbare informatie had deze locatie niet als knelpunt onderkend hoeven worden. Volgens de klic-tekening kwam de te plaatsen rioolput op ongeveer 1.50 meter afstand van de gasleiding te liggen. Hiermee werd voldaan aan de minimaal in acht te nemen afstand van één meter vanaf een gasleiding en was dus geen sprake van een knelpunt.
Pas op een later moment werd duidelijk dat deze locatie een knelpunt betrof. In de week voorafgaand aan het incident, op 27 mei 2016, zijn proefsleuven gegraven ter voorbereiding van het plaatsen van de rioolput. In deze dagen werd duidelijk dat de te plaatsen rioolput en de gasleiding veel dichter op elkaar kwamen te liggen dan op de tekening stond aangegeven. Zowel de [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] hebben verdachte hiervan echter niet op de hoogte gesteld. Omdat verdachte niet dagelijks op de bouwplaats aanwezig was en hoefde te zijn en niet is ingelicht over de dichte ligging van de rioolput op de gasleiding, heeft verdachte deze locatie ook op een later moment niet als knelpunt kunnen en hoeven aanmerken.
Niet juist afhandelen van de melding van het gaslek (gedachtestreepjes 3, 4, 5, 7 en 8)De rechtbank merkt op dat verdachte pas feitelijk bij het project [adres] werd betrokken vanaf het moment dat de gasleiding was beschadigd. Tot dit moment was verdachte niet op de hoogte van de situatie ter plaatse. Verdachte was namelijk alleen op de bouwplaats aanwezig als gewerkt werd bij een knelpunt. In de vorige alinea is al uiteengezet dat en waarom de locatie van de te plaatsen rioolput niet als knelpunt is aangemerkt. Verder merkt de rechtbank op dat verdachte afhankelijk was van de informatie die de grondroerders, te weten de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , aan hem doorgaven.
Direct na het beschadigen van de gasleiding heeft [medeverdachte 2] met verdachte gebeld en melding gemaakt van het gaslek. Bij het aannemen en beoordelen van de gasmelding heeft verdachte gebruik gemaakt van het door hem zelf opgestelde intakescript ‘Gaslucht – Uitvraagscript’. Verdachte wordt verweten dat hij niet het gehele uitvraagscript heeft doorlopen en niet alle vragen heeft gesteld die hij volgens het script zou moeten stellen (gedachtestreepje 3). Daardoor zou hij de gasmelding niet juist hebben beoordeeld (gedachtestreepje 5) en geen juiste risico-inschatting hebben gemaakt (gedachtestreepje 7) met als gevolg dat er geen hulpdiensten naar de [adres] zijn gestuurd (gedachtestreepje 8). De rechtbank vindt dat verdachte geen verwijt gemaakt kan worden.
Door de intakemedewerker van verdachte is gevraagd naar de locatie van het gaslek en of het gas uit de leiding spoot. De medewerker van [medeverdachte 2] heeft geantwoord dat hij op de [adres] in [plaats] de mof van een transport- of hoofdleiding had geraakt en dat hij het lek met zand had gedicht. De intakemedewerker heeft tegen de medewerker van [medeverdachte 2] gezegd dat hij hem zo begreep dat het gaslek provisorisch was gedicht waardoor er bijna geen gasuitstroom meer was en dat ventilatie mogelijk was. [medeverdachte 2] heeft de intakemedewerker van verdachte niet gecorrigeerd. Op basis van deze informatie heeft de intakemedewerker de gasmelding beoordeeld als ‘zeer urgente storing’. De intakemedewerker heeft [medeverdachte 2] opdracht gegeven te stoppen met de werkzaamheden, mensen op afstand te houden en geen open vuur te gebruiken. Er is direct een monteur naar de [adres] gestuurd. De brandweer is niet geschakeld, omdat dit volgens het uitvraagscript niet hoefde.
De rechtbank is van oordeel dat het doorvragen door de intakemedewerker naar de sterkte van de gasuitstroom en de eventuele risicovolle locatie van het gaslek er niet toe had geleid dat de gasmelding anders was beoordeeld. Ook had het beoordelen van de gasmelding op basis van de oorspronkelijke situatie, dus voor het provisorische herstel met het zand, niet tot een andere risico-inschatting geleid.
Volgens het ‘Gaslucht – Uitvraagscript’ is voor het verschil tussen een ‘zeer urgente storing’ en een ‘zeer urgente storing met brandweer’ onder meer bepalend of het gaslek zich in een niet te ventileren ruimte bevindt dan wel in/bij een kwetsbare locatie zoals een winkel-/ drukke straat, hoogbouw of school. Alleen als dit het geval is, wordt een gasmelding aangemerkt als ‘zeer urgente storing met brandweer’. Als de gasmelding was beoordeeld naar de oorspronkelijk situatie, dan was wel sprake geweest van een sterke gasuitstroom, maar kon de locatie goed geventileerd worden. Het gaslek bevond zich tenslotte buiten op straat en niet in/bij een kwetsbare locatie. Op basis van het ‘Gaslucht – Uitvraagscript’ had de gasmelding dus niet anders beoordeeld kunnen worden dan als ‘zeer urgente storing’.
Het ‘Intakescript storingsmelding GAS’, opgesteld door Netwerkbeheer Nederland, stelt de minimumeis waaraan intakescripts van netbeheerders moeten voldoen. In dit intakescript wordt onderscheid gemaakt tussen een gaslek dat zich binnen en een gaslek dat zich buiten bevindt. Als een gaslek zich buiten bevindt is voor het inschakelen van de brandweer bepalend of de gaslucht/gasuitstroom risicovol is. Dit is volgens het script bijvoorbeeld het geval bij een drukke straat, nabij hoogbouw of als sprake is van grote gasuitstroom. Bij toepassing van dit script hoeft de gasmelding niet op basis van de oorspronkelijke situatie beoordeeld te worden. In deze zaak bevond het gaslek zich buiten en niet in de buurt van een drukke straat of nabij hoogbouw. Doordat het gaslek was gedicht met zand (en de bak van de graafmachine) was er geen grote gasuitstroom en daarom ook geen sprake van een risicovolle gasuitstroom.
Hoewel de intakemedewerker niet het ‘Gaslucht – Uitvraagscript’ en het ‘Intakescript storingsmelding GAS’ volledig heeft doorlopen en alle vragen heeft gesteld en de gasmelding niet heeft beoordeeld op basis van de oorspronkelijke situatie, kan aan verdachte op dit punt geen verwijt worden gemaakt. Ook al had de intakemedewerker dit alles wel gedaan, dan nog was volgens beide scripts de gasmelding hetzelfde beoordeeld, was tot dezelfde risico-inschatting gekomen en had de brandweer (volgens de scripts) niet ingeschakeld hoeven worden. Verdachte had volgens beide scripts alleen de plicht om direct een monteur naar de locatie te sturen en aan [medeverdachte 2] opdracht te geven om mensen op afstand te houden. Verdachte heeft aan beide plichten voldaan, waardoor aan hem ook op dit punt geen verwijt kan worden gemaakt.
Geen zand over gaslek (gedachtestreepje 6)
Verdachte wordt verder verweten dat hij niet heeft medegedeeld dat het gaslek niet met zand mocht worden gedicht. Het klopt dat de intakemedewerker dat niet heeft gezegd, maar dat zou op dat moment ook weinig zin hebben gehad. Op het moment dat de medewerker van [medeverdachte 2] contact opnam met de intakemedewerker was het gaslek al provisorisch hersteld en was het gaslek al gedicht met zand. De intakemedewerker heeft daarom niet nalatig gehandeld.
Onvoldoende nemen van maatregelen na gasmelding (gedachtestreepje 9)Hiervoor is al benoemd dat verdachte afhankelijk was van de informatie die hij kreeg van de grondroerders. Op basis van de informatie die bij verdachte bekend was na de gasmelding, had hij onvoldoende zicht op de daadwerkelijke situatie op de [adres] . De rechtbank is daarom van oordeel dat niet van verdachte kon worden verwacht dat hij het risico op een gasexplosie en brand had ingeschat en maatregelen had genomen ter voorkoming van een gasexplosie en brand.
Tot slot merkt de rechtbank op dat als de intakemedewerker wel tekort zou zijn geschoten in zijn handelen, dit tekortschieten van een individuele medewerker niet automatisch leidt tot strafrechtelijke verwijtbaarheid van verdachte als rechtspersoon. Dit zou bijvoorbeeld pas het geval kunnen zijn als verdachte zijn medewerkers niet goed zou hebben geïnstrueerd of dat de algemene werkwijze niet juist zou zijn. Ook hiervan is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank concludeert dat verdachte zowel tijdens de voorbereidende fase (gedachtestreepjes 1 en 2) als na het ontstaan van het gaslek (gedachtestreepjes 3 t/m 9) geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Niet gezegd kan worden dat zij aanmerkelijk onzorgvuldig of nalatig heeft gehandeld.