ECLI:NL:RBAMS:2020:3155
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening bijstandsuitkering voor zelfstandig ondernemer in coronacrisis
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoekster, een zelfstandig cateraar, had op 16 april 2020 een aanvraag voor bijstandsverlening ingediend, welke door de gemeente Amsterdam op 28 april 2020 was afgewezen. De gemeente stelde dat verzoekster aanspraak kon maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo), maar verzoekster betwistte dit omdat zij niet ingeschreven stond bij de Kamer van Koophandel.
Tijdens de zitting op 19 juni 2020 werd duidelijk dat de gemeente niet had betwist dat verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor de Tozo. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente ten onrechte had aangenomen dat er sprake was van een voorliggende voorziening die bijstandsverlening in de weg stond. De voorzieningenrechter benadrukte dat er een belangenafweging moest plaatsvinden en dat het belang van verzoekster bij het verkrijgen van een voorschot op de bijstandsuitkering zwaarder woog dan het belang van de gemeente.
De voorzieningenrechter heeft daarom het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar en bepaald dat de gemeente met ingang van 8 juni 2020 een voorschot moet verlenen aan verzoekster. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die op € 1050,- werden begroot. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.