ECLI:NL:RBAMS:2020:3149

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
13/752310-19 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 25 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Poznań, Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 10 februari 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1987, was op dat moment gedetineerd in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 11 juni 2020, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de juiste wijze op de hoogte was gesteld van de terechtzitting die leidde tot het cumulatieve vonnis in Polen. Dit was van belang omdat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) kan worden geweigerd als de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de rechtszitting. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de dagvaarding naar Pools recht correct was betekend, niet kon worden vastgesteld of de opgeëiste persoon daadwerkelijk op de hoogte was van de datum en plaats van de behandeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de overlevering moest worden geweigerd, omdat het EAB niet voldeed aan de eisen van artikel 12 OLW. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. H.J. Fehmers, en de beslissing werd uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752310-19 (EAB II)
RK nummer: 20/837
Datum uitspraak: 25 juni 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 februari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 oktober 2019 door
the Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats in Nederland:
[adres],
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 juni 2020. Het verhoor heeft via videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H.A.F.C. Tack, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
cumulative judgment of the District Court in Piła dated 30 April 2019, Case No. II K 59/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vier jaren, zeven maanden en zevenentwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1.
Inhoud van de stukken
Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer het volgende in:
Indicate whether the requested person appeared in person at the court hearing when the decision was rendered:
(…)
No, the requested person did not appear in person at the court hearing (session) when the decision was rendered.
1. lf ''No" has been marked, indicate the applicable circumstances:
(…)
b. the person concerned was not summoned in person hut he was otherwise officially informed of the date and place of the court hearing which led to the decision rendered in absentia, it may be clearly stated that this person knew about the scheduled court hearing (session) and was informed that the decision may be rendered in absentia.
(…)
2. When options under 1.b, 1.c or l .d above are indicated, provide information on how a given condition was met:
Convict [opgeëiste persoon] submitted a request to be handed down with a cumulative sentence and this request contained his address. He did not collect any correspondence with notification on the date of the court session sent to him to the address he had given. The correspondence returned to the court as not collected from a post office in a prescribed time limit in spite of the fact that advice notes bad been duly left for the Convict to collect the correspondence.
Naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie heeft
the District Court in Piłabij brief van 10 maart 2020 onder meer het volgende medegedeeld:
a.
a) In respect of Case No. II K 59/19 the merits of the case were discussed during the trial which led to the cumulative judgment. The issue of the Convict's culpability was not examined in these proceedings. It has to be indicated that the case in respect of handing down the cumulative judgment was brought by [opgeëiste persoon] and he was duly notified about the trial date (the notification about the court hearing date was sent to the address provided by the Convict),
b) In respect of Case No. II K 59/19 [opgeëiste persoon] was not represented by a defence lawyer as he had not given a mandate to a defence lawyer (he had not granted his power of attorney) and he had not submitted a petition fora public defence lawyer to represent him,
(…)
Voorts heeft
the Regional Court in Poznańbij brief van 14 april 2020 onder meer het volgende medegedeeld:
(…) regarding [opgeëiste persoon], (…) would like to inform you in compliance with the Polish procedure in criminal cases the Convict was not served with a copy of the cumulative judgment.
3.1.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtsbank stelt – met de raadsvrouw en de officier van justitie – vast dat niet is gebleken dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de terechtzitting die tot het verzamelvonnis heeft geleid, zodat niet op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van (de datum en plaats van) de voorgenomen terechtzitting. Naar vaste jurisprudentie van deze rechtbank betekent de uitreiking van een dagvaarding of oproeping aan het adres van de opgeëiste persoon – ongeacht of de opgeëiste persoon dit adres zelf heeft opgegeven – niet zonder meer dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en plaats van de behandeling. Immers, niet kan worden vastgesteld of – en zo ja, wanneer – de opgeëiste persoon deze informatie heeft ontvangen. Dat de opgeëiste persoon zelf om een verzamelvonnis heeft verzocht, doet daar niet aan af.
Nu de dagvaarding volgens de uitvaardigende autoriteit naar Pools recht niettemin juist is betekend, zal de opgeëiste persoon niet in aanmerking komen voor een verzet- of hoger beroepsprocedure.
Gelet hierop is het verzamelvonnis gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. De overlevering dient daarom te worden geweigerd.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW, dient de overlevering te worden toegestaan.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań(Polen).
Aldus gedaan door
mr. H.J. Fehmers, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juni 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.