ECLI:NL:RBAMS:2020:3131

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
8248728 CV EXPL 20-56
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dementerende huurder met syndroom van Korsakov mag in woning blijven ondanks overtreding huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een dementerende huurder, [eiser 1], en zijn bewindvoerder, [naam bewindvoerder], enerzijds, en de verhuurder, Stichting De Alliantie, anderzijds. De huurder, die lijdt aan het syndroom van Korsakov, had zonder toestemming van de verhuurder een vriendin, [eiser 2], en haar kinderen in zijn woning laten wonen, wat in strijd was met de huurovereenkomst. De eisers vorderden dat [eiser 2] als medehuurder van de woning zou worden erkend, terwijl De Alliantie in reconventie ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vorderde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter oordeelde dat de samenwoning van [eiser 2] en [eiser 1] niet kwalificeert als een duurzame gemeenschappelijke huishouding, zoals vereist in artikel 7:267 lid 1 BW. De rechter concludeerde dat de situatie meer een praktische oplossing was voor de zorgbehoefte van [eiser 1] en de huisvestingsbehoefte van [eiser 2].

De kantonrechter oordeelde verder dat de tekortkoming van [eiser 1] in de huurovereenkomst, door het zonder toestemming in gebruik geven van de woning aan [eiser 2], niet leidde tot ontbinding van de huurovereenkomst. Dit was te wijten aan de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de geestelijke toestand van [eiser 1] en de lange huurrelatie van meer dan 30 jaar. Uiteindelijk werden zowel de vorderingen van de eisers als de vorderingen van De Alliantie afgewezen, en werden de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8248728 CV EXPL 20-56
vonnis van: 19 juni 2020

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [naam bewindvoerder] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [eiser 1]

2. [eiser 2]

beiden wonende te [woonplaats]
eisers in conventie, verweerders in reconventie
nader te noemen: afzonderlijk [naam bewindvoerder] en [eiser 2] , tezamen eisers
gemachtigde: mr. J.A.Th. Spoor
t e g e n

de stichting Stichting De Alliantie

gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: De Alliantie
gemachtigde: mr. H. Saritas-Sevim

Het procesverloop

Dit blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding van 19 december 2019 met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties;
  • het instructievonnis van 20 maart 2020 waarin is bepaald dat een mondelinge behandeling zal worden gehouden;
  • een akte van 8 april 2020, houdende de instemming van de bewindvoerder [naam bewindvoerder] van [eiser 1] .
Op 22 mei 2020 heeft de mondeling behandeling plaatsgevonden. [naam bewindvoerder] en [eiser 2] zijn verschenen, bijgestaan door gemachtigde. [eiser 1] en [naam 1] zijn tevens verschenen namens eisers. De Alliantie is verschenen bij de heer [naam 2] , medewerker woonfraude, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van een overgelegde pleitnotitie, en vragen beantwoord. Eisers hebben afgezien van het nemen van een conclusie van antwoord in reconventie.
Vonnis is bepaald op vandaag.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[eiser 1] huurt vanaf 16 maart 1989 van (de rechtsvoorgangster van) De Alliantie de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
1.2.
In artikel 5.1 en 5.2 van de huurovereenkomst staat, kort gezegd, dat de woning is bestemd om te worden gebruikt als woonruimte door huurder en zijn huishouden en dat huurder de woning als goed huurder zal gebruiken. In artikel 5.7 staat dat het huurder niet is toegestaan de woning geheel of gedeeltelijk in huur, onderhuur of gebruik aan niet-huurders af te staan, behoudens schriftelijke toestemming van De Alliantie.
1.3.
Van 3 april 2015 tot 12 juli 2017 heeft [eiser 1] gewoond en ingeschreven gestaan in verpleeghuis [naam verpleeghuis] op de [adres verpleeghuis] .
1.4.
Op 13 oktober 2015 hebben [eiser 1] en [eiser 2] om woningruil verzocht. [eiser 2] huurde op dat moment een sociale huurwoning op [adres 1] van Stichting Ymere.
1.5.
Op 18 november 2015 heeft De Alliantie het verzoek tot woningruil afgewezen, omdat is geconstateerd dat [eiser 1] niet staat ingeschreven op de woning.
1.6.
[eiser 2] is op 18 juli 2007 gehuwd met [naam 1] . Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren, thans 13, 12, 11 en 6 jaar oud.
1.7.
Op 27 november 2015 heeft [eiser 2] zich samen met haar vier kinderen ingeschreven op de woning van [eiser 1] .
1.8.
Op 12 januari en 15 februari 2017 heeft De Alliantie bezoeken afgelegd aan de woning. Daarbij is geconstateerd dat er mensen verbleven in de woning, maar ondanks aanbellen werd geen toegang tot de woning verleend.
1.9.
Bij beschikking van 26 april 2017 zijn de goederen van [eiser 1] onder bewind gesteld met benoeming van zijn dochter, [naam bewindvoerder] , tot bewindvoerder.
1.10.
Op 10 mei 2017 hebben [eiser 2] als huurder van [adres 1] en [naam 1] als partner/medehuurder/geregistreerde partner een akkoordverklaring ondertekend met het Renovatieplan Metselblokwerken om stadsvernieuwingsurgent te worden.
1.11.
Op 7 juli 2017 heeft [naam 3] van De Alliantie telefonisch contact gehad met verpleeghuis [naam verpleeghuis] , waarbij is verklaard dat [eiser 1] daar woont. Op diezelfde dag heeft [naam 3] ook de woning bezocht en [eiser 2] aldaar aangetroffen met haar kinderen.
1.12.
Vanaf 13 juli 2017 staat [eiser 1] weer ingeschreven op de woning.
1.13.
Op 19 oktober 2017 heeft [naam 3] een huisbezoek aan de woning afgelegd, waarvan schriftelijke bevindingen zijn opgemaakt. Kort gezegd zijn
[eiser 1] en [eiser 2] en haar kinderen in de woning aangetroffen, [eiser 1] op een bed in de woonkamer. [eiser 1] heeft verklaard dat [eiser 2] voor hem zorgt. Hij wist niet dat hij toestemming nodig had voor de inschrijving van [eiser 2] .
1.14.
Tot november 2018 hadden [eiser 2] en [naam 3] een gezamenlijke inschrijving op Woningnet en hebben zij gezamenlijk gereageerd op woningaanbod.
1.15.
Bij beschikking van 13 februari 2019 zijn [eiser 2] en [naam 3] gescheiden van tafel en bed.
1.16.
Sinds 8 april 2019 huurt [naam 3] van de Alliantie een woning aan de [adres 2] . Sinds 2 december 2019 staat een mevrouw [naam 4] ook op dit adres ingeschreven.
1.17.
Op 22 juli 2019 heeft [eiser 1] verzocht om medehuurderschap van [eiser 2] met als reden “persoon officieel verantwoordelijk stellen voor de vaste lasten”.
1.18.
Bij brief van 1 augustus 2019 heeft De Alliantie het verzoek afgewezen omdat niet aan de voorwaarden werd voldaan en sprake was van misbruik.
1.19.
Volgens een uitdraai van Woningnet van 14 oktober 2019 heeft [eiser 1] sinds 24 november 2015 zeven keer gereageerd op aanbod van seniorenwoningen/wibo-woningen.
1.20.
In de periode januari 1997 tot augustus 2019 hebben naast [eiser 1] en zijn overleden partner 16 personen op de woning ingeschreven gestaan.
1.21.
Op 26 september 2019 heeft [naam bewindvoerder] het volgende verklaard:
“Hierbij verklaar ik dat mijn vader 24 uur toezicht nodig heeft, omdat hij aan het dementeren is en syndroom van korsakov heeft.
Door zijn ziekte beeld heb ik mijn vader geprobeerd ongeveer 1 jaar in een verpleeghuis te plaatsen, maar daar was hij heel ongelukkig. Toen heb ik besloten om hem weer thuis te houden. Mijn nichtje is bij hem gaan inwonen sinds 2015. Zij houd toezicht, houd controle van zijn alcohol gebruik en simuleert mijn vader ook met zijn zelfredzaamheid.
Sinds ze bij hem inwoont gaat het met de gezondheid van mijn vader goed. Ook de artsen en specialisten zijn tevreden met zijn gezondheid en zeggen dat we dit zo vol moeten houden. (..)”

Het geschil in conventie

2. Eisers vorderen te bepalen dat [eiser 2] met ingang van datum dagvaarding althans datum van onderhavig vonnis medehuurder is van de woning aan de [adres] , met veroordeling van De Alliantie in de kosten van het geding.
3. Eisers stellen hiertoe, samengevat, dat [eiser 2] en [eiser 1] hun hoofdverblijf in de woning hebben, er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding en [eiser 2] voldoende financiële waarborg biedt. [eiser 2] is onbetaald mantelzorger van
[eiser 1] .
4. De Alliantie heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering van eisers. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat geen sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De vordering heeft de kennelijke strekking om [eiser 2] de positie van huurder te verschaffen.
5. Bij de beoordeling zal voor zover van belang verder worden ingegaan op de standpunten van partijen.

Het geschil in reconventie

6. De Alliantie vordert in voorwaardelijke reconventie – namelijk voor het geval de vordering van eisers wordt afgewezen – ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. Door ruim twee jaar niet in de woning te hebben gewoond en de woning in gebruik aan [eiser 2] te geven is [eiser 1] tekort geschoten in de verplichtingen van de huurovereenkomst.
7. Eisers hebben verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering van De Alliantie.
8. Bij de beoordeling zal voor zover van belang verder worden ingegaan op de standpunten van partijen.

De beoordeling

In conventie
Medehuurder
9. Kern van het geschil is of [eiser 2] voldoet aan de eisen die in artikel 7:267 lid 1 BW worden gesteld om als medehuurder te kunnen worden aangemerkt. Daarin is kort gezegd bepaald dat de verzoekende persoon zijn hoofdverblijf heeft in de woning en met de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft. Vervolgens moet worden nagegaan of één van de afwijzingsgronden als bedoeld in lid 3 van voornoemd artikel zich voordoet.
10. Overwogen wordt als volgt.
Hoofdverblijf
11. Op zichzelf is voldoende gebleken dat [eiser 2] langer dan twee jaar haar hoofdverblijf in het gehuurde heeft, zodat zij aan dit vereiste voldoet.
Duurzaam gemeenschappelijke huishouding
12. Voorop wordt gesteld dat een duurzaam gemeenschappelijke huishouding bestaat uit twee onderdelen. Duurzaamheid wordt bepaald door enerzijds objectieve factoren zoals de duur van de samenwoning maar ook subjectieve factoren, zoals de bedoeling van betrokkenen bij de samenwoning. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een gemeenschappelijk huishouding gaat het om alle omstandigheden van het geval, waaronder het delen van de kosten van levensonderhoud en/of huisvesting, alsmede de aard van de samenwoning.
13. Met De Alliantie is de kantonrechter van oordeel dat de omstandigheid dat [eiser 1] ernstig ziek is en 24 uur per dag toezicht nodig heeft nog niet maakt dat partijen de intentie hebben om duurzaam samen te leven. Eisers hebben de stelling tegenover het verweer van De Alliantie verder ook niet - feitelijk - uitgewerkt of onderbouwd.
14. De verklaring van [naam bewindvoerder] biedt in dit opzicht geen ondersteuning. Terecht heeft De Alliantie hierover opgemerkt dat in de verklaring staat dat [eiser 2] bij [eiser 1] is gaan
inwonen, hetgeen een ander beeld oproept dan
samenwonen. Daarbij komt het feit dat [eiser 2] in 2015 wel in de woning is gaan wonen, maar [eiser 1] in datzelfde jaar is verhuisd naar een verpleegtehuis. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat [eiser 2] de woning is gaan bewonen met de intentie van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding met [eiser 1] .
15. Eerst vanaf het moment dat [eiser 1] weer in de woning is teruggekeerd (2017), is feitelijk sprake van samenwoning. [eiser 2] heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat zij 20 uur per week bij de gemeente werkt en daarnaast met iemand anders een eigen zorgbedrijf heeft. Hoe [eiser 2] onder deze omstandigheden de 24 uur toezicht en verzorging van [eiser 1] uitvoert is niet duidelijk geworden. Los daarvan kunnen bij de intenties van zowel [eiser 2] als [eiser 1] vraagtekens worden gezet, nu onbetwist is gebleven dat zij allebei hebben gereageerd op aanbod van andere woningen
nadatde samenwoning feitelijk is gestart.
16. De vaststaande feiten wijzen er naar het oordeel van de kantonrechter op dat de samenwoning is te beschouwen als een praktische oplossing die tegemoet komt aan een wederzijdse behoefte; de behoefte van [eiser 1] aan dagelijkse verzorging (omdat hij eenzaam was in het verpleegtehuis) en de behoefte van [eiser 2] aan een woning voor haar en haar vier kinderen. Tussen [eiser 1] en [eiser 2] is geen sprake van een affectieve relatie. Wel is aannemelijk dat sprake is van een vriendschappelijke band tussen de beide families die al lange tijd bestaat. Niet echter is gesteld of gebleken dat [eiser 1] en [eiser 2] elkaars leven op elkaar hebben afgestemd, of de nodige tijd met elkaar doorbrengen, zoals in de weekends of vakanties of andere uitjes. In elk geval niet meer dan wat nodig is om aan de hiervoor genoemde - praktische - behoefte te voldoen.
17. Voor wat betreft de gestelde deling van kosten van levensonderhoud is tegenover de betwisting slechts een overeenkomst tot het openen van een gezamenlijke bankrekening overgelegd. Een feitelijke toelichting en/of andere bewijsstukken onderbreken.
18. Het voorgaande voert tot het oordeel dat de samenwoning van [eiser 2] en [eiser 1] niet kwalificeert als een duurzaam gemeenschappelijke huishouding in de wettelijke zin. Eisers (op wie de stelplicht en bewijslast rust) hebben tegenover het gemotiveerd verweer en in het licht van de overgelegde stukken geen nieuwe aanknopingspunten gesteld die kunnen leiden tot een ander oordeel. Voor een bewijsopdracht bestaat geen aanleiding.
19. De kantonrechter is op grond van de vaststaande feiten tevens van oordeel dat de vordering de kennelijke strekking heeft om [eiser 2] de positie van huurder te verschaffen.
19. Een en ander betekent dat de vordering zal worden afgewezen.
In reconventie
Ontbinding en ontruiming
21. Nu aan de voorwaarde voor de eis in reconventie is voldaan wordt aan de inhoudelijke beoordeling daarvan toegekomen. De Alliantie vordert in reconventie ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
22. Hiervoor is gebleken dat [eiser 1] in strijd met zijn verplichtingen als huurder de woning in gebruik heeft gegeven aan [eiser 2] en haar kinderen, zonder schriftelijke toestemming van De Alliantie. Dit is een tekortkoming die grond geeft voor ontbinding van de huurovereenkomst, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Hierover wordt het volgende overwogen.
23. Zoals hiervoor is geoordeeld kwalificeert het gezamenlijk gebruik van de woning door [eiser 2] en [eiser 1] niet als duurzame gemeenschappelijke samenwoning, maar is sprake van een praktische oplossing die voorziet in een wederzijdse behoefte. Blijkens de vaststaande feiten is De Alliantie al sinds 2015 op de hoogte dat [eiser 1] gedurende twee jaar op een ander adres ingeschreven heeft gestaan en dat [eiser 2] met haar kinderen op de woning staat ingeschreven en verblijft. Zonder nadere toelichting die ontbreekt valt niet in te zien waarom De Alliantie toentertijd niets heeft ondernomen tegen de geconstateerde situatie.
24. Vanwege de geestelijke en fysieke toestand van [eiser 1] acht de kantonrechter verder aannemelijk dat [eiser 1] niet wist dat hij toestemming nodig had voor de wijze van gebruik van de woning. De geestelijke en fysieke toestand van [eiser 1] pleiten ook tegen ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen.
25. Gelet op het voorgaande en na afweging van de betrokken belangen is kantonrechter van oordeel dat de tekortkoming vanwege de bijzondere aard en de overige omstandigheden van dit geval, waaronder de ruim 30 jaar durende huurrelatie, niet de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
26. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal daarom worden afgewezen.
In conventie en reconventie
27. Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten in beide procedures gecompenseerd, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.

BESLISSING

De kantonrechter:
in conventie en reconventie
wijst de vorderingen af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.