7.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en van het overwicht dat hij als vader op de slachtoffers had, terwijl hij de slachtoffers, zijn kinderen, verzorgde en opvoedde. Hij heeft ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, terwijl zij vanwege hun leeftijd en hun relatie tot verdachte in een kwetsbare en afhankelijke positie verkeerden. Het misbruik begon steeds op zeer jonge leeftijd, een leeftijd waarop een kind nog niet weet wat wel en niet normaal is op seksueel vlak. Door zich op seksueel vlak met de slachtoffers in te laten, heeft verdachte niet de beschermende houding laten zien die van hem als vader mocht worden verwacht. De impact van deze handelingen wordt versterkt door dat de ontuchtige handelingen plaatsvonden in het eigen huis van de woning, zelfs in de eigen slaapkamers van de slachtoffers. Plaatsen waar je bij uitstek – en zeker kinderen – veiligheid en geborgenheid mag verwachten. Verdachte heeft een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van de slachtoffers, waar ieder kind recht op heeft, in gevaar gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Ook in dit geval hebben de feiten diepe impact gehad op het leven van de slachtoffers. Dat hebben zij ook duidelijk naar voren gebracht in hun op de zitting voorgedragen slachtofferverklaringen. De bewezen verklaarde feiten zijn niet als een incident te beschouwen. Verdachte heeft gedurende een zeer lange periode van ongeveer 12 jaar ontucht gepleegd met zijn kinderen.
Terbeschikkingstelling met voorwaarden
Verdachte is in juli 2016 met een behandeltraject bij De Waag begonnen gericht op seksueel grensoverschrijdend gedrag. Hij toonde weinig zelfinzicht en in december 2017 werd geconstateerd dat het recidiverisico niet verminderd was. De psycholoog en de psychiater zien meerdere risicofactoren bij verdachte zoals negatieve emotionaliteit, aanwijzingen voor seksuele preoccupatie en het onvermogen tot empathie van verdachte. Omdat verdachte het tenlastegelegde heeft ontkend hebben zij geen delict scenario’s met hem kunnen bespreken. De deskundigen overwegen dat niet uitgesloten kan worden dat vergelijkbare feiten zich kunnen voordoen in een nieuwe relatie. Ook kan herstel van het contact met zijn kinderen recidiverisico opleveren gezien verdachtes persisterende gebrekkige vermogen om grenzen aan te voelen. Langdurig toezicht wordt noodzakelijk geacht. In het maatregelenrapport van 4 december 2019 opgesteld door reclasseringsmedewerkster C.S. Pruis wordt een terbeschikkingstelling met voorwaarden voor verdachte haalbaar geacht. De reclassering concludeert dat verdachte in staat is om zijn medewerking te verlenen aan een dergelijke maatregel en de consequenties te overzien.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de kans op recidive vanuit de ernstige stoornissen van verdachte groot zodat het, ook gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, onverantwoord wordt geacht dat verdachte onbehandeld zou terugkeren in de maatschappij. De rechtbank onderschrijft de conclusie van de deskundigen dat langdurig toezicht noodzakelijk is. Net als de officier van justitie vindt de rechtbank dat niet kan worden volstaan met een ander kader dan de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden om dit te realiseren.
Als het toezicht in het kader van bijzondere voorwaarden wordt gegoten, is de gevangenisstraf in tijdsduur beperkt tot vier jaar. Het ondergaan van een gevangenisstraf bij onttrekking aan de bijzondere voorwaarden is onwenselijk, omdat een effectieve behandeling dan zal ontbreken, wat een ernstig gevaar voor de veiligheid van de maatschappij oplevert. Bovendien vindt de rechtbank dat toezicht in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling na een gevangenisstraf onvoldoende controlemogelijkheden biedt voor een te korte periode.
De rechtbank constateert dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is voldaan, omdat de bewezen verklaarde feiten misdrijven zijn waarop een maximale gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
De rechtbank legt de in het dictum te noemen voorwaarden op. Bij het formuleren van de voorwaarden heeft de rechtbank zich aangesloten bij de door de reclassering voorgestelde voorwaarden. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard de door de reclassering geadviseerde voorwaarden na te leven.
Omdat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het plegen van ontuchtige handelingen, kan de totale duur van de maatregel meer dan vier jaar zijn.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren om een toezichtloze periode te voorkomen.
De rechtbank ziet– in tegenstelling tot de officier van justitie – geen aanleiding de gevangenneming te gelasten, omdat de verhoogde kans op recidive met name in de toekomst, na het krijgen van een nieuwe relatie, aan de orde zal zijn.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar het leed dat verdachte heeft toegebracht aan de slachtoffers (te weten: zijn eigen kinderen), de lange periode waarin de feiten zijn gepleegd en op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hoewel de bewezenverklaring zich leent voor een langere gevangenisstraf kan op basis van de wet naast een terbeschikkingstelling met voorwaarden maximaal een gevangenisstraf van vijf jaar worden opgelegd. Daarom legt de rechtbank naast de hiervoor besproken terbeschikkingstelling een gevangenisstraf van vijf jaar op.
Redelijke termijn
In beginsel moet een strafzaak binnen twee jaar tot een afronding komen. De redelijke termijn in de zaak van verdachte is gestart op 19 april 2016, de dag dat verdachte in verzekering is gesteld. Vanaf dat moment kon verdachte verwachten dat hij zou worden vervolgd. De zaak had dus in beginsel uiterlijk twee jaar later, op 19 april 2018, afgerond moeten zijn met een eindvonnis van de rechtbank. De rechtbank doet pas op 25 juni 2020 uitspraak. De redelijke termijn is dus met twee jaar en twee maanden overschreden. Dat is een forse overschrijding die niet aan de verdediging te wijten is, maar vooral aan organisatorische en logistieke kwesties bij de rechtbank en het Openbaar Ministerie.
Gezien het hiervoor genoemde strafmaximum ziet de rechtbank geen ruimte voor matiging van de straf van verdachte in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.