ECLI:NL:RBAMS:2020:3119

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
13/058436-20 (A); 13/028431-20 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor autoroof en carjacking met jeugddetentie als straf

Op 25 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van autoroof en carjacking. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De zaak kwam voort uit twee incidenten waarbij de verdachte samen met anderen tijdens proefritten op 2 en 3 maart 2020 twee voertuigen heeft afgenomen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van het gebruik van een wapen door zijn mededaders, zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en verduistering. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, omdat de verdachte actief deelnam aan de intimidatie van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en heeft besloten om het adolescentenstrafrecht toe te passen, waarbij de verdachte de kans krijgt om zich te rehabiliteren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder Hugo Boss Benelux Retail B.V. en de slachtoffers van de autoverlies.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/058436-20 (A); 13/028431-20 (B)
Datum uitspraak: 25 juni 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
Gedetineerd in het [naam]

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2020. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovengenoemde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna zaak A en zaak B genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.E. Woudman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Snel, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij, Hugo Boss Benelux Retail B.V., naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
ten aanzien van zaak A:
1.afpersing door samen met een ander, tijdens een proefrit op 3 maart 2020, [slachtoffer 1] met geweld en bedreiging met geweld te dwingen zijn Volkswagen Golf af te geven;
2.verduistering door samen met een ander, tijdens een proefrit op 2 maart 2020, de Volkswagen Polo van [slachtoffer 2] toe te eigenen;
ten aanzien van zaak B:
verduistering in dienstbetrekking van € 4.000,- van Hugo Boss Benelux Retail B.V. op 4 april 2019.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Kan het feit worden bewezen?

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De in zaak A en zaak B ten laste gelegde feiten kunnen op grond van het procesdossier bewezen worden verklaard.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet ten aanzien van de in zaak A onder 1 ten laste gelegde afpersing met geweld worden vrijgesproken van dat deel in de tenlastelegging dat ziet op het gebruik van geweld met het wapen. Op basis van het procesdossier kan niet worden uitgesloten dat verdachte niet wist van het wapen. Verdachte heeft geen voorwaardelijk opzet gehad op het gebruik van geweld met een wapen en heeft ook niet kunnen zien aankomen dat dit geweld zou worden gebruikt tegen aangever.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van het in zaak A onder 2, en in zaak B ten laste gelegde. Verdachte heeft ook bekend deze feiten gepleegd te hebben.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Afpersing
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt als volgt. Er is sprake van medeplegen omdat verdachte samen met zijn mededaders de proefrit heeft gemaakt met het doel om de eigenaar op intimiderende wijze te dwingen zijn auto aan hen af te geven. Dat was de afspraak. Er is daarom sprake van een
nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank is van oordeel dat dit doel, die afspraak om te intimideren door te dreigen en tegen de eigenaar te schreeuwen, op zich al als geweld en bedreiging met geweld kan worden aangemerkt. Het opzet van verdachte bestond er dus in om aangever met intimidatie door middel van bedreiging en geschreeuw te dwingen tot afgifte van zijn auto. Daarmee is sprake van medeplegen van geweld en bedreiging met geweld.
Dat verdachte vooraf niet zou hebben geweten van het wapen en het gebruik daarvan door zijn mededader, doet daar niet aan af. In de gegeven omstandigheden waarbij het voornemen bestond de eigenaar van de auto te intimideren en te dwingen tot afgifte van de auto, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat een van zijn mededaders daarbij een wapen zou gebruiken. Bovendien heeft het gebruik van het wapen door zijn mededader verdachte niet gestopt om het feit te plegen. Verdachte heeft op zitting aangegeven dat hij nadat het wapen werd getoond even is uitgestapt, maar vervolgens wel weer is ingestapt. Hij heeft dus niet ingegrepen, terwijl dat wel had gemoeten.
Verduistering en de verduistering in dienstbetrekking
De rechtbank is, net zoals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte, van oordeel dat is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde verduistering en de verduistering in dienstbetrekking heeft gepleegd. Verdachte heeft deze feiten bekend.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in zaak A:
1op 3 maart 2020 te Amstelveen, op de Hogendijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een auto, merk Volkswagen, type Golf 7 met kenteken [kenteken] , toebehorende aan [slachtoffer 1] , doordat hij
- via Marktplaats een afspraak met voornoemde [slachtoffer 1] heeft gemaakt en
- bij voornoemde [slachtoffer 1] in de auto is gestapt voor een proefrit en
- vervolgens een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 1] heeft getoond en tegen diens nek heeft gehouden en
- daarbij tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd dat hij de auto moet uitstappen;
2op 2 maart 2020 te Amsterdam, opzettelijk een auto, merk Volkswagen, type Polo met kenteken [kenteken] , toebehorende aan [slachtoffer 2] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gebruiker in het kader van het maken van een proefrit van de auto, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
in zaak B:
op 4 april 2019 te Amsterdam, opzettelijk een bedrag van 4.000 euro, toebehorende aan het bedrijf Hugo Boss Benelux Retail B.V., en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als verkoopmedewerker, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
Verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden. Gelet op de ernst van de feiten, het berekenend handelen en het gezamenlijk optreden met anderen, is geen reden om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De gebruikte werkwijze duidt op een intelligentieniveau dat niet past bij de doelgroep waarvoor het adolescentenstrafrecht bedoeld is. Verdachte heeft op zitting sociaal wenselijk verklaard en deze houding heeft ook zijn doorwerking gehad in het advies van de reclassering. Verdachte heeft puur uit eigen gewin gehandeld en op geen enkele manier rekening gehouden met zijn slachtoffers. Hij heeft geen openheid gegeven van zijn motieven en op zitting is niet gebleken van een oprechte houding. Het opleggen van bijzondere voorwaarden heeft gelet op zijn houding dan ook geen meerwaarde.
7.2
Strafmaatverweer van de raadsvrouw
Verdachte moet worden gestraft volgens het adolescentenstrafrecht. Er zijn aanwijzingen dat pedagogische beïnvloeding nog mogelijk is. Er moet rekening worden gehouden met de reclasseringsadviezen. Het is de vraag of verdachte de gevolgen van zijn handelen heeft kunnen overzien. Er is nog geen sprake van verharding en verdachte is goed beïnvloedbaar. Ook wil hij graag geholpen worden. De ernst van de feiten is geen reden om niet het adolescentenstrafrecht toe te passen. Het is van belang dat verdachte begeleiding krijgt en de kans krijgt om zijn schulden onder controle te krijgen en zijn leven weer op te bouwen. De eis van de officier van justitie is te hoog. Er kan worden volstaan met een straf gelijk aan de tijd die verdachte al heeft vastgezeten of voor maximaal vier maanden zodat verdachte de kans krijgt om zijn herexamen te kunnen maken en zich daarop voor te bereiden. Daarnaast kan er een voorwaardelijke taakstraf of voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd als stok achter de deur en met de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich binnen twee dagen, schuldig gemaakt aan de beroving van een auto tijdens een proefrit en aan
carjacking.Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Dit zijn zeer ernstige feiten. Verdachte heeft niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen van zijn werkgever, maar ook van twee nietsvermoedende mannen die hun auto via Marktplaats te koop hebben aangeboden en vervolgens van hun auto werden beroofd. Het zwaartepunt ligt op de
carjacking, waarbij verdachte en zijn mededaders tijdens een proefrit de eigenaar van de auto op intimiderende wijze, met geschreeuw en met een vuurwapen in zijn nek gedrukt, hebben bedreigd. Hiermee hebben zij hem gedwongen de auto aan hen af te geven. Het toegepaste geweld heeft een diepe indruk op hem gemaakt. Het handelen van verdachte werd uitsluitend ingegeven door eigen financieel gewin en verdachte heeft zich niet bekommerd om het welzijn en de gevoelens van de slachtoffers. Er is sprake van een ingrijpende aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Slachtoffers van feiten als deze hebben ook lange tijd na de gebeurtenissen nog te maken met gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte verdient dan ook straf voor het plegen van deze ernstige feiten.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 14 mei 2020 waaruit is gebleken dat verdachte recentelijk niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit strafblad geeft daarom geen reden tot een hogere- of lagere straf.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar de reclasseringsadviezen van 11 (zaak A) en 13 (zaak B) mei 2020. Volgens de reclassering heeft verdachte een negatief sociaal netwerk en vertoont hij impulsief gedrag waarvan hij de gevolgen niet overziet. De reclassering adviseert het adolescentenstrafrecht toe te passen omdat verdachte actief deelneemt aan het gezinsleven en het noodzakelijk is dat hij door kan gaan met school. Ook lijkt hij open te staan voor ondersteuning en beïnvloeding door hulpverleners. Ter zitting heeft mevrouw J. Versteeg, reclasseringsmedewerker, toegelicht dat de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, zoals een meldplicht, een zinvolle dagbesteding en schuldhulpverlening adviseert.
Verdachte heeft op zitting verklaard achteraf last te hebben gekregen van zijn geweten en dat hij nu pas doorheeft wat voor impact zijn handelen heeft gehad. De rechtbank vindt dat uit de houding van verdachte en zijn verdere verklaringen blijkt dat hij zijn handelingen kleiner maakt dan ze zijn en niet goed lijkt in te zien wat de gevolgen van zijn handelingen zijn.
Verdachte heeft ook op zitting verklaard dat hij bereid is de voorwaarden na te leven. De rechtbank steunt de conclusies van het rapport en zal het advies van de reclassering overnemen. Dat betekent ook dat de rechtbank het adolescentenstrafrecht (ASR) zal toepassen.
De rechtbank stelt voorop dat het niet de bedoeling is om ernstige feiten of veelplegers uit te sluiten van toepassing van het adolescentenstrafrecht. Juist deze groep stond in beeld bij de wetgever bij de invoering daarvan omdat er naast bestraffing, in het kader van vergelding, kan worden ingezet op intensieve en langer durende therapie of behandeling. Toepassing van het adolescentenstrafrecht betekent niet dat er sprake is van een lichtere straf of dat daardoor ook meteen de oriëntatiepunten voor minderjarigen gelden.
In deze zaak, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de strafeis van de officier van justitie. Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank ook geen reden om te volstaan met een straf gelijk aan de tijd die verdachte al heeft vastgezeten, zoals voorgesteld door de raadsvrouw. Verdachte verdient het om een langere straf uit te zitten en daarom wordt er een onvoorwaardelijk deel jeugddetentie opgelegd van zes maanden. Wel wordt de tijd die verdachte al heeft vastgezeten, van deze straf afgetrokken, waardoor verdachte nog drie maanden moet zitten. Daarnaast wordt er een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar en met daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank hoopt dat de forse strafdreiging die uitgaat van de voorwaardelijke jeugddetentie verdachte er in de toekomst van weerhoudt opnieuw strafbare feiten te plegen. Verdachte is nog niet eerder in beeld geweest bij de reclassering en verdient daarom de kans om zich te bewijzen door zich te houden aan bijzondere voorwaarden. De rechtbank hoopt ook dat verdachte zich door de oplegging van de bijzondere voorwaarden positief kan ontwikkelen en een verandering kan brengen in zijn leven.

8.Vorderingen van de benadeelde partijen

8.1
Vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij, [slachtoffer 1] , vordert € 12.710,01 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze schade bestaat uit € 10.710,01 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering ten aanzien van de schadepost die ziet op de auto moet worden afgewezen, of dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering omdat de auto niet van aangever is, maar van zijn vrouw. Daarnaast moet de vordering ten aanzien van de post die ziet op de Armani zonnebril worden afgewezen, omdat niet uit de aangifte is gebleken dat deze zonnebril in de auto lag.
De rechtbank oordeelt het volgende. Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Dat de auto niet op naam van aangever staat, doet daar niet aan af en staat dus niet voor toewijzing in de weg. Aangever heeft de schade immers geleden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de aanwezigheid van de zonnebril in de auto. Ook niet nu deze zonnebril niet in de aangifte is genoemd. De rechtbank betrekt daarbij dat de meeste mensen een zonnebril in hun auto zullen hebben liggen en vindt het aannemelijk dat de benadeelde partij ook een zonnebril in zijn auto had liggen. De vordering is voor de andere materiële posten niet betwist.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade wanneer er een ernstige inbreuk is gepleegd op de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank vindt het een feit van algemene bekendheid dat een slachtoffer van dit soort feiten, waarbij het slachtoffer is bedreigd met een vuurwapen en met geweld, last ondervindt of enige geestelijke schade lijdt. De rechtbank houdt rekening met wat in vergelijkbare zaken aan immateriële schadevergoeding is toegewezen. De immateriële schadevergoeding is door de verdediging niet betwist en de gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor.
De rechtbank wijst de vordering daarom in zijn geheel toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2020, het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen als extra waarborg voor betaling.
8.2
Vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij, [slachtoffer 2] , vordert € 5.241,49 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze schade bestaat uit € 4.341,49 aan materiële schade en € 900,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering ten aanzien van de post die ziet op de geleden schade in de verkoopprijs van de auto af te wijzen, omdat de auto direct aan aangever is teruggegeven en niet duidelijk is waar de schade uit bestaat. De vordering is ten aanzien van deze post onvoldoende onderbouwd. De immateriële schadevergoeding moet worden gematigd tot een bedrag van € 200,-. Voor het overige deel kan de vordering geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering ten aanzien van de schadepost die ziet op de auto moet worden afgewezen omdat de auto niet van aangever is, maar van zijn broer. Daarnaast is onvoldoende onderbouwd waar de schade aan de auto uit bestaat. De vordering ten aanzien van de immateriële schade moet ook worden afgewezen, omdat ook deze post onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank oordeelt het volgende. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering die ziet op de geleden schade in de verkoopprijs van de auto omdat onvoldoende is onderbouwd waar deze schade uit bestaat.
De benadeelde partij wordt daarnaast niet-ontvankelijk verklaard in de vordering ten aanzien van de immateriële schadevergoeding. De benadeelde partij heeft aangegeven stress, angst en slapeloze nachten te hebben ervaren. Voor het aannemen van psychisch leed moet aannemelijk worden gemaakt dat er sprake is van geestelijk letsel. Enkel psychisch onbehagen is geen geestelijk letsel als bedoeld in de wet. Geestelijk letsel kan in een rapportage worden vastgesteld door een deskundige. Door de benadeelde partij zijn geen stukken van een deskundige bijgevoegd ter onderbouwing van het door hem gestelde letsel. De vordering is daarom onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij kan zich eventueel wenden tot de burgerlijk rechter.
De rechtbank wijst de vordering gelet op het voorgaande toe ten aanzien van de schadeposten die zien op de kosten voor een extra sleutel en de kosten van de taxi, tot een bedrag van € 91,49, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2020, het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen als extra waarborg voor betaling.
8.3
Vordering van [naam vertegenwoordiger] namens Hugo Boss Benelux Retail B.V.
De benadeelde partij Hugo Boss Benelux Retail B.V., vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] , vordert € 4.000,- aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2019, het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen als extra waarborg voor betaling.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 317, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
verduistering
ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 12 (twaalf) maanden.
De tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak al in voorarrest heeft doorgebracht, wordt bij de tenuitvoerlegging van de straf afgetrokken.
Beveelt dat een deel van de straf,
zes (6) maanden,van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij door een rechter later anders wordt bepaald.
Stelt daarbij een proeftijd vast van
twee jaar.
Deze straf kan alsnog worden tenuitvoergelegd, wanneer de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit of zich niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Geeft aan de reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 77z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde moet zich
  • medewerking verleent aan een
  • meewerktaan het
    aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • medewerking verleent aan en een actieve inspanning verricht voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van structurele en
Beslag:
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
2 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: 5894293, Wit, merk: Nokia)
3 1 STK Computer (Omschrijving: 5894115, Zwart, merk: Lenovo)
Gelast de
teruggave aan de rechthebbende(
[naam 1]) van:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: 5894113, Wit)
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 12.710,01 (twaalfduizendzevenhonderdtien euro en één cent)aan vergoeding, bestaande uit
€ 10.710,01 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 maart 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die al door de benadeelde partij zijn gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen worden gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] , aan de Staat
€ 12.710,01 (twaalfduizendzevenhonderdtien euro en één cent),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 maart 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Wanneer er niet kan worden betaald, kan gijzeling worden toegepast voor 68 dagen. Toepassing van die gijzeling maakt niet dat de betalingsverplichting komt te vervallen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2] tot een bedrag van
€ 91,49 (eenennegentig euro en negenenveertig cent)aan vergoeding, bestaande uit
materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 maart 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die al door de benadeelde partij zijn gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen worden gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] , aan de Staat
€ 91,49 (eenennegentig euro en negenenveertig cent),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 maart 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, te betalen. Wanneer er niet kan worden betaald, kan gijzeling worden toegepast voor één dag. Toepassing van die gijzeling maakt niet dat de betalingsverplichting komt te vervallen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [naam vertegenwoordiger] namens Hugo Boss Benelux Retail B.V.:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij[naam vertegenwoordiger] , namens Hugo Boss Benelux Retail B.V., tot een bedrag van
€ 4.000,- (vierduizend euro)aan vergoeding, bestaande uit
materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 april 2019, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die al door de benadeelde partij zijn gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen worden gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] , aan de Staat
€ 4.000,- (vierduizend euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 april 2019, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, te betalen. Wanneer er niet kan worden betaald, kan gijzeling worden toegepast voor 20 dagen. Toepassing van die gijzeling maakt niet dat de betalingsverplichting komt te vervallen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. A. Fase en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juni 2020.