ECLI:NL:RBAMS:2020:3101

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
8032144 CV EXPL 19-19284
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van (pre)contractuele informatieverplichtingen in koopovereenkomst tussen consument en handelaar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de eisende partij, Infoscore Finance GmbH, en de gedaagde partij, een consument die goederen had besteld bij H&M Hennes & Mauritz GBC AB. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij de goederen had ontvangen maar de facturen onbetaald had gelaten. De kantonrechter heeft ambtshalve de (pre)contractuele informatieverplichtingen van de handelaar getoetst, aangezien de gedaagde partij als consument wordt beschouwd. De eisende partij had eerder een tussenvonnis ontvangen waarin zij werd verzocht om aanvullende informatie te verstrekken over de naleving van deze verplichtingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende bewijs heeft geleverd dat H&M aan de wettelijke informatieverplichtingen heeft voldaan, zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. De rechter benadrukte dat de handelaar de consument op duidelijke wijze moet informeren over de belangrijkste kenmerken van de zaak, de identiteit van de handelaar, de totale prijs en de mogelijkheid van herroeping. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet voldoende was geïnformeerd over bepaalde contractuele verplichtingen, maar dat er op dat moment geen aanleiding was om een sanctie op te leggen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eisende partij toegewezen, waarbij de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8032144 CV EXPL 19-19284
vonnis van: 25 juni 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

de vennootschap naar buitenlands recht

infoscore Finance GmbH
gevestigd te Baden-Baden (Duitsland)
eisende partij
gemachtigde: Yards Deurwaardersdiensten B.V.
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 24 oktober 2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen en dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen, en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft op de rolzitting van 21 november 2019 een akte ingediend. Gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Stellingen van eisende partij in de dagvaarding
1. Eisende partij stelt in de dagvaarding dat de rechtspersoon naar Zweeds recht H&M Hennes & Mauritz GBC AB (verder: H&M) de oorspronkelijke schuldeiser is. H&M heeft de vordering aan eisende partij gecedeerd. Gedaagde partij heeft via internet goederen bij H&M besteld. Op alle bestellingen zijn de algemene voorwaarden van H&M van toepassing. De door gedaagde partij bestelde goederen zijn afgeleverd op het door gedaagde partij opgegeven afleveradres. Gedaagde partij heeft de goederen zonder protest behouden. De factuur c.q. facturen heeft gedaagde partij onbetaald gelaten, ondanks diverse aanmaningen.

Ambtshalve toetsing (pre)contractuele informatieverplichtingen

2. Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed consument te zijn. De kantonrechter dient daarom ambtshalve te toetsen of aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen ter zake van de aan de vordering ten grondslag liggende koopovereenkomst(en) is voldaan. De dagvaarding was niet voorzien van voldoende informatie om dat te kunnen beoordelen. Daarom heeft de kantonrechter eisende partij bij voornoemd tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om haar vordering alsnog in de hiervoor bedoelde zin te onderbouwen door het bij tussenvonnis gevoegde informatieformulier in te vullen, waar nodig haar antwoorden toe te lichten en de in het formulier aangegeven stukken, waaronder de overeenkomst(en), in het geding te brengen.
3. Ingevolge de artikelen 6:230m en 6:230v BW dient de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze te informeren over de voornaamste kenmerken van de zaak, de identiteit van de handelaar, waar en hoe de handelaar kan worden bereikt, de totale prijs en eventuele verdere kosten, de mogelijkheid van herroeping en de kosten van retournering. Uitdrukkelijk zij er op gewezen dat dit slechts een samenvatting is van de kern van deze bepalingen. De kantonrechter verwijst voor overige naar hetgeen in die bepalingen is vermeld en attendeert erop dat afhankelijk van de aard van de zaak meer of minder informatie wordt verlangd. Waar het in artikel 6:230m BW gaat om de vraag welke informatie moet worden verstrekt, bepaalt artikel 6:230v BW de wijze waarop die informatie moet worden gegeven.
4. Wat de wijze van verstrekking van de informatie betreft kan de handelaar niet volstaan met het opnemen daarvan in algemene voorwaarden. Tijdens het verkoopproces dient de consument stap voor stap langs de informatie te worden geleid, zodat er geen enkel misverstand kan ontstaan over de vraag of de gemiddelde consument deze informatie bewust onder ogen heeft gekregen. Het gebruik van ‘kleine lettertjes’, zo blijkt uit de Kamerstukken, is in dat verband niet aanvaardbaar.
5. Als sluitstuk heeft de wetgever bepaald dat de handelaar binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst, maar in ieder geval bij de levering van de zaken, de consument op een duurzame gegevensdrager, een bevestiging van de overeenkomst verstrekt, waarin alle verlangde informatie is opgenomen, tenzij dat niet al bij het sluiten van de overeenkomst zelf is verstrekt. Zo’n duurzame gegevensdrager kan een brief zijn, een e-mailbericht, een pdf-bestand of zelfs een factuur, mits daarin alle informatie is opgenomen.
6. In geval van een procedure dient eisende partij te stellen dat aan al deze verplichtingen is voldaan, daargelaten of eisende partij zelf de verkopende partij is of, zoals hier, via een cessie of anderszins in de rechten van de verkopende partij is getreden. Deze stellingen moeten ook worden gesubstantieerd met bewijsstukken, zoals algemene voorwaarden, de duurzame gegevensdrager en een al dan niet in schermafdrukken vastgelegd verslag van het bestelproces dat de consument doorloopt, waaruit blijkt hoe en waar de betreffende informatie is verstrekt. Kort gezegd, eisende partij dient inzichtelijk te maken wat de klant te zien heeft gekregen en dat daarmee aan de wettelijke verplichtingen is voldaan.

De door eisende partij ingediende akte

7. Eisende partij heeft bij akte het informatieformulier ingevuld en daarop een toelichting gegeven, voorzien van schermafdrukken ter illustratie van die toelichting. Daarnaast heeft eisende partij de algemene voorwaarden in het geding gebracht, de factuur of facturen waarop de onderhavige vordering betrekking heeft en een aantal aan gedaagde partij gezonden aanmaningen.
8. Eisende partij heeft bij akte gesteld dat de overeenkomst online tot stand is gekomen. Op de website van H&M staan de gegevens als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW, waaronder de contactgegevens, de wijze van betalen, de wijze van levering, de manier van retournering en de fabrieks- en wettelijke garantiebepalingen. Alvorens gedaagde partij definitief akkoord geeft voor de bestelling, wordt het totaal openstaande bedrag inclusief belastingen getoond, waarna gedaagde partij de bestelling kan accepteren of afwijzen. Voordat de koopovereenkomst tot stand komt, kan gedaagde partij kennis nemen van de algemene voorwaarden van H&M en moet gedaagde partij daarbij een vinkje plaatsen.

Beoordeling precontractuele informatieverplichtingen

9. De kantonrechter kan op grond van hetgeen eisende partij heeft gesteld en aan de hand van schermafdrukken heeft onderbouwd vaststellen dat H&M voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze alle voor de wilsvorming van gedaagde partij essentiële informatie als bedoeld in artikel 6:230m BW heeft verstrekt. De informatie waar gedaagde partij tijdens het bestelproces niet langs is geleid, zoals bijvoorbeeld de geografische adresgegevens, wordt niet essentieel geacht voor de wilsvorming van de consument. De tijdens het bestelproces niet verstrekte (niet voor de wilsvorming essentiële) informatie is bovendien te vinden op de website van H&M. Reden waarom kan worden vastgesteld dat is voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen.

Beoordeling contractuele informatieverplichtingen

10. Nu sprake is van een koop op afstand, dient ook te zijn voldaan aan de van toepassing zijnde aanvullende bepalingen genoemd in artikel 6:230v BW. Op grond van het zevende lid van die bepaling moet de handelaar de consument op een duurzame gegevensdrager na het sluiten van de overeenkomst op afstand, uiterlijk bij het leveren van de goederen, een bevestiging van de overeenkomst sturen. Die bevestiging dient alle in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie te bevatten, voor zover de handelaar deze niet al voor het sluiten van de overeenkomst op een duurzame gegevensdrager heeft verstrekt.
10. Gesteld noch gebleken is dat de informatie in artikel 6:230m lid 1 BW al eerder op een duurzame gegevensdrager aan gedaagde partij is verstrekt. Eisende partij dient dus te stellen en onderbouwen dat zij gedaagde partij een bevestiging van de overeenkomst heeft gestuurd op een duurzame gegevensdrager, welke bevestiging al deze informatie bevat.
10. Eisende partij heeft gesteld dat gedaagde partij heeft gekozen voor de betaalwijze ‘maandfactuur’. Deze maandfactuur heeft eisende partij overgelegd. Voor zover eisende partij zich op het standpunt stelt dat de maandfactuur moet worden gezien als een bevestiging van de overeenkomst op een duurzame gegevensdrager als bedoeld in artikel 6:230v lid 7 BW, wordt vastgesteld dat deze niet is voorzien van alle informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW. Op de maandfactuur staat bijvoorbeeld niet om welke goederen het gaat (er staat slechts ‘aankoop’, met daarachter een datum, een ordernummer en een bedrag). Verder wordt gedaagde partij op de maandfactuur niet gewezen op het ontbindingsrecht. Reden waarom niet is niet gebleken dat H&M heeft voldaan aan haar contractuele informatieverplichtingen.

Uitkomst

13. Hoewel op grond van het voorgaande niet kan worden vastgesteld dat H&M heeft voldaan aan haar contractuele informatieverplichtingen, is de kantonrechter van oordeel dat het ambtshalve verbinden van een sanctie hieraan op dit moment niet op zijn plaats is, ook omdat er vanuit moet worden gegaan dat gedaagde partij de gekochte zaak of zaken zonder commentaar heeft behouden. Dat laatste is op zichzelf overigens niet redengevend om niet te sanctioneren.
13. Nu de vordering van eisende partij voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze worden toegewezen.

Overweging ten overvloede

15. De kantonrechter wijst eisende partij erop dat al sinds 1 oktober 2019 geen tussenvonnis meer wordt gewezen waarbij een informatieformulier wordt verstrekt. Dat betekent dat eisende partij reeds in de dagvaarding aan de stelplicht dient te voldoen, inclusief de in rechtsoverwegingen 5 en 12 bedoelde stelplicht.
Dat op dit moment geen aanleiding wordt gezien om te sanctioneren wil niet zeggen dat dit altijd het geval zal zijn.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen:
- € 63,89 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2019 tot de dag van betaling;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten;
- € 2,67 aan rente, berekend tot 21 augustus 2019;
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten die aan de zijde van eisende partij worden vastgesteld op € 121,00 aan griffierecht, € 85,16 aan dagvaardingskosten en € 36,00 aan salaris van de gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 18,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.