ECLI:NL:RBAMS:2020:3095

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
13/751931-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet

Op 19 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 27 februari 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1987, was gedetineerd in Nederland en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Tijdens de openbare zitting op 5 juni 2020 was de opgeëiste persoon aanwezig via een videoverbinding, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. Dit EAB was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Gdańsku op 8 augustus 2019 en betrof een vonnis van 29 juli 2014, waarbij aan de opgeëiste persoon een gevangenisstraf van twee jaar was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onvoorwaardelijke verzetgarantie was, zoals vereist door artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de behandeling van het vonnis in Polen, wat een weigeringsgrond voor overlevering vormt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en het bevel tot overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door mr. M.T.C. de Vries, voorzitter, en mrs. E. de Rooij en V.V. Essenburg, rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751931-19
RK nummer: 20/2576
Datum uitspraak: 19 juni 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 februari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 augustus 2019 door de
Sąd Okręgowy w Gdańsku, Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats], Polen, [geboortedag] 1987,
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen, maar volgens eigen zeggen verblijvend op het adres [adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 juni 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting, via een videoverbinding, verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis, gewezen door the
Regional Court Gdańsk-Northin Gdańsk van 29 juli 2014 (zaaksnummer II K 452/14), waarbij aan de opgeëiste persoon een gevangenisstraf is opgelegd met de duur van twee jaren, waarvan volgens het EAB nog één jaar, elf maanden en 29 dagen resteren.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Op grond van de in onderdeel D van het EAB verstrekte gegevens stelt de rechtbank vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid.
Het EAB vermeldt voorts het volgende:
the person was summoned in person – the notification of the date of trial was deemed effectively served on 12 June 2014 and thereby informed of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial.
Uit aanvullende informatie van 3 en 28 april 2020 blijkt dat zowel de dagvaarding als het vonnis onbestelbaar zijn geretourneerd.
Voorts blijkt uit de aanvullende informatie van 28 april 2020 dat de opgeëiste persoon op de terechtzitting niet was vertegenwoordigd door een gemachtigde advocaat.
Het vonnis is derhalve - kort gezegd - gewezen zonder dat zich één van de in artikel
12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Uit voornoemde aanvullende informatie van 28 april 2020 blijkt dat geen sprake is van een onvoorwaardelijke verzetgarantie.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW van toepassing is.

4.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sąd Okręgowy w Gdańsku, Polen.
HEFT OPhet bevel overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2020.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.