3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Op grond van de in onderdeel D van het EAB verstrekte gegevens stelt de rechtbank vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van vonnissen, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid.
Uit het EAB, aangevuld met nadere informatie van 3 april 2020 en 28 april 2020 leidt de rechtbank – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende af:
ten aanzien van het vonnis met kenmerk X K 92/14:
de dagvaarding is naar Pools recht geacht te zijn uitgereikt aan de opgeëiste persoon op
13 maart 2014 op het bij de autoriteiten bekende adres. Deze is onbestelbaar geretourneerd. De opgeëiste persoon werd niet vertegenwoordigd door een gemachtigde advocaat en heeft niet tijdig verzet of hoger beroep aangetekend;
ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 366/12:
de oproeping voor de afsluitende zitting is naar Pools recht geacht te zijn uitgereikt aan de opgeëiste persoon op 25 april 2014 op het bij de autoriteiten bekende adres. Deze is onbestelbaar geretourneerd. De opgeëiste persoon, alsmede zijn advocaat, waren aanwezig op de terechtzitting van 14 februari 2013 waar getuigen zijn gehoord en op de terechtzittingen van 16 april 2013 en 27 juni 2013 bij de behandeling van de ‘
merits of the case’. De opgeëiste persoon was niet verschenen op de afsluitende zitting op 22 mei 2014. Op deze terechtzitting alsmede tijdens de procedure in hoger beroep heeft de advocaat namens hem de verdediging gevoerd;
ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 463/14:
de dagvaarding is naar Pools recht geacht te zijn uitgereikt aan de opgeëiste persoon op
22 mei 2014 op het bij de autoriteiten bekende adres. Deze is onbestelbaar geretourneerd. De opgeëiste persoon werd niet vertegenwoordigd door een advocaat. Het vonnis, gewezen bij verstek, mede bevattende informatie over verzet of hoger beroep, is op 5 juli 2014 betekend. De opgeëiste persoon heeft tegen het vonnis geen hoger beroep ingesteld;
ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 448/14:
de dagvaarding is naar Pools recht geacht te zijn uitgereikt aan de opgeëiste persoon op
20 juni 2014 op het bij de autoriteiten bekende adres. Deze is onbestelbaar geretourneerd. De opgeëiste persoon werd niet vertegenwoordigd door een advocaat. Het vonnis, gewezen bij verstek, mede bevattende informatie over verzet of hoger beroep, is op 27 augustus 2014 betekend. De opgeëiste persoon heeft tegen het vonnis geen hoger beroep ingesteld;
ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 497/14:
de dagvaarding is naar Pools recht geacht te zijn uitgereikt aan de opgeëiste persoon op
6 oktober 2014 op het bij de autoriteiten bekende adres. Deze is onbestelbaar geretourneerd. De opgeëiste persoon werd niet vertegenwoordigd door een advocaat. Het vonnis, gewezen bij verstek, mede bevattende informatie over verzet of hoger beroep is op 7 november 2014 uitgereikt aan een volwassen huisgenoot. De opgeëiste persoon heeft geen hoger beroep ingesteld.
Voorts blijkt uit de aanvullende informatie van 28 april 2020 dat geen van de vonnissen nog voor een verzetprocedure of hoger beroep vatbaar is.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat overlevering ten aanzien van het vonnis met kenmerk X K 92/14 dient te worden geweigerd, nu de dagvaarding niet in persoon is betekend, de opgeëiste persoon niet is vertegenwoordigd door een advocaat, het vonnis niet is betekend en geen verzet of hoger beroep mogelijk is.
Ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 366/12 acht de officier van justitie de overlevering toelaatbaar aangezien de opgeëiste persoon aanwezig was op zittingen waar de zaak inhoudelijk is behandeld.
Ten aanzien van de overige vonnissen acht de officier van justitie de overlevering eveneens toelaatbaar omdat de vonnissen in persoon zijn betekend
(“the person was served with the decision”), anders dan de dagvaardingen die zijn ‘geacht’ te zijn betekend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich met betrekking tot het vonnis met kenmerk X K 92/14 aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 366/12 heeft de raadsman aangevoerd dat weliswaar in 2013 zittingen zijn geweest waarop behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden, maar dat de opgeëiste persoon voor de afsluitende zitting op 22 mei 2014 geen oproeping heeft ontvangen. De overlevering dient daarom ook met betrekking tot dit vonnis te worden geweigerd.
Met betrekking tot de overige vonnissen heeft de raadsman opgemerkt dat de oproepingen niet in persoon zijn betekend. Hoe de betekening van de vonnissen heeft plaatsgevonden is niet duidelijk geworden, aldus de raadsman die tevens heeft opgemerkt dat de opgeëiste persoon in 2014 in Nederland was, zodat hij een en ander niet persoonlijk in ontvangst heeft kunnen nemen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat overlevering ten behoeve van het vonnis met kenmerk X K 92/14 dient te worden geweigerd op de door de officier van justitie genoemde gronden.
Met betrekking tot het vonnis met kenmerk II K 366/12 overweegt de rechtbank als volgt. In de brief van 3 april 2020 heeft de Poolse uitvaardigende autoriteit het volgende gesteld:
At the trial closing the court proceeding, the accused person’s defence counsel appeared and the defence counsel did defend him at the trial and was also present at the appellate trial, supporting the appeal lodged for his benefit.
Hieruit volgt dat kennelijk sprake is van een behandeling in hoger beroep waar de advocaat van de opgeëiste persoon de verdediging heeft gevoerd. Uit het EAB en de aanvullende informatie blijkt niet of de opgeëiste persoon een dagvaarding voor deze zitting heeft ontvangen dan wel zijn advocaat door de opgeëiste persoon bepaaldelijk is gevolmachtigd. Nadere informatie hierover is noodzakelijk. De behandeling zal daarom worden heropend om hierover vragen te stellen aan de uitvaardigende autoriteit.
Ten aanzien van de vonnissen met de kenmerken II K 463/14 en II K 448/14 staat in het EAB vermeld dat de vonnissen zijn betekend
(“served”). Artikel 12, sub c, OLW eist niet dat het vonnis aan de verdachte in persoon is betekend (Rb. Amsterdam 3 augustus 2012, LJN BY2002), maar wel dat de verdachte het vonnis daadwerkelijk kende en in de gelegenheid was daartegen tijdig een rechtsmiddel aan te wenden (Rb. Amsterdam 2 oktober 2012, LJN BY2664). Nu niet is gebleken aan wie en op welke wijze de vonnissen zijn betekend, zal de behandeling ook ten behoeve van het verkrijgen van nadere informatie hierover, worden heropend.
De rechtbank is van oordeel dat overlevering ten behoeve van het vonnis met kenmerk
II K 497/14 dient te worden geweigerd. Gebleken is dat dit vonnis is betekend aan een huisgenoot. De rechtbank refereert in dit verband aan de uitspraak van het Europese Hof van 24 mei 2016 in de zaak
Dworzecki(C-108/16 PPU, ECLI:EU:C:2016:346).