ECLI:NL:RBAMS:2020:3084

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
13/751086-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van niet-betekening van vonnissen en heropening van de zaak voor nadere informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2020 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Gdańsku in Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft meerdere vonnissen die tegen de opgeëiste persoon zijn gewezen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de procedure is behandeld op een openbare zitting waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door een raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering voor bepaalde vonnissen moet worden geweigerd, omdat de dagvaarding niet in persoon is betekend en de opgeëiste persoon niet in de gelegenheid is gesteld om zich te verdedigen. Dit betreft met name het vonnis met kenmerk X K 92/14. Voor andere vonnissen, zoals II K 366/12, is er onduidelijkheid over de betekening en de aanwezigheid van de opgeëiste persoon tijdens de zittingen. De rechtbank heeft daarom besloten om de behandeling van de zaak te heropenen om nadere informatie te verkrijgen van de Poolse autoriteiten over de betekening van de vonnissen en de aanwezigheid van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft ook de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk bevolen voor een nader te bepalen datum. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de oudste rechter niet in staat was te tekenen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751086-19
RK nummer: 20/1113
Datum uitspraak: 19 juni 2020
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 februari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 augustus 2019 door de
Sąd Okręgowy w Gdańsku, Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 juni 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting, via een videoverbinding, verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
  • Sentence of the Regional Court Gdansk-South in Gdansk dated 10 April 2014 in case X K 92/14, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden voorwaardelijk, omgezet op 15 maart 2016 (zaaknummer: XI Ko 3206/15);
  • Sentence of the Regional Court Gdansk-South in Gdansk dated 22 May 2014 in case II K 366/12, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 9 maanden;
  • Default Sentence of the Regional Court Gdansk-South in Gdansk dated 5 June 2014 in case II K 463/14, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren en 3 maanden;
  • Default Sentence of the Regional Court Gdansk-South in Gdansk dated 31 July 2014 in case II K 448/14, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaren en 6 maanden;
  • Default Sentence of the Regional Court Gdansk-South in Gdansk dated 28 October 2014 in case II K 497/14,waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaren. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 2 jaren, 11 maanden en 29 dagen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraffen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Op grond van de in onderdeel D van het EAB verstrekte gegevens stelt de rechtbank vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van vonnissen, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid.
Uit het EAB, aangevuld met nadere informatie van 3 april 2020 en 28 april 2020 leidt de rechtbank – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende af:
ten aanzien van het vonnis met kenmerk X K 92/14:
de dagvaarding is naar Pools recht geacht te zijn uitgereikt aan de opgeëiste persoon op
13 maart 2014 op het bij de autoriteiten bekende adres. Deze is onbestelbaar geretourneerd. De opgeëiste persoon werd niet vertegenwoordigd door een gemachtigde advocaat en heeft niet tijdig verzet of hoger beroep aangetekend;
ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 366/12:
de oproeping voor de afsluitende zitting is naar Pools recht geacht te zijn uitgereikt aan de opgeëiste persoon op 25 april 2014 op het bij de autoriteiten bekende adres. Deze is onbestelbaar geretourneerd. De opgeëiste persoon, alsmede zijn advocaat, waren aanwezig op de terechtzitting van 14 februari 2013 waar getuigen zijn gehoord en op de terechtzittingen van 16 april 2013 en 27 juni 2013 bij de behandeling van de ‘
merits of the case’. De opgeëiste persoon was niet verschenen op de afsluitende zitting op 22 mei 2014. Op deze terechtzitting alsmede tijdens de procedure in hoger beroep heeft de advocaat namens hem de verdediging gevoerd;
ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 463/14:
de dagvaarding is naar Pools recht geacht te zijn uitgereikt aan de opgeëiste persoon op
22 mei 2014 op het bij de autoriteiten bekende adres. Deze is onbestelbaar geretourneerd. De opgeëiste persoon werd niet vertegenwoordigd door een advocaat. Het vonnis, gewezen bij verstek, mede bevattende informatie over verzet of hoger beroep, is op 5 juli 2014 betekend. De opgeëiste persoon heeft tegen het vonnis geen hoger beroep ingesteld;
ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 448/14:
de dagvaarding is naar Pools recht geacht te zijn uitgereikt aan de opgeëiste persoon op
20 juni 2014 op het bij de autoriteiten bekende adres. Deze is onbestelbaar geretourneerd. De opgeëiste persoon werd niet vertegenwoordigd door een advocaat. Het vonnis, gewezen bij verstek, mede bevattende informatie over verzet of hoger beroep, is op 27 augustus 2014 betekend. De opgeëiste persoon heeft tegen het vonnis geen hoger beroep ingesteld;
ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 497/14:
de dagvaarding is naar Pools recht geacht te zijn uitgereikt aan de opgeëiste persoon op
6 oktober 2014 op het bij de autoriteiten bekende adres. Deze is onbestelbaar geretourneerd. De opgeëiste persoon werd niet vertegenwoordigd door een advocaat. Het vonnis, gewezen bij verstek, mede bevattende informatie over verzet of hoger beroep is op 7 november 2014 uitgereikt aan een volwassen huisgenoot. De opgeëiste persoon heeft geen hoger beroep ingesteld.
Voorts blijkt uit de aanvullende informatie van 28 april 2020 dat geen van de vonnissen nog voor een verzetprocedure of hoger beroep vatbaar is.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat overlevering ten aanzien van het vonnis met kenmerk X K 92/14 dient te worden geweigerd, nu de dagvaarding niet in persoon is betekend, de opgeëiste persoon niet is vertegenwoordigd door een advocaat, het vonnis niet is betekend en geen verzet of hoger beroep mogelijk is.
Ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 366/12 acht de officier van justitie de overlevering toelaatbaar aangezien de opgeëiste persoon aanwezig was op zittingen waar de zaak inhoudelijk is behandeld.
Ten aanzien van de overige vonnissen acht de officier van justitie de overlevering eveneens toelaatbaar omdat de vonnissen in persoon zijn betekend
(“the person was served with the decision”), anders dan de dagvaardingen die zijn ‘geacht’ te zijn betekend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich met betrekking tot het vonnis met kenmerk X K 92/14 aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 366/12 heeft de raadsman aangevoerd dat weliswaar in 2013 zittingen zijn geweest waarop behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden, maar dat de opgeëiste persoon voor de afsluitende zitting op 22 mei 2014 geen oproeping heeft ontvangen. De overlevering dient daarom ook met betrekking tot dit vonnis te worden geweigerd.
Met betrekking tot de overige vonnissen heeft de raadsman opgemerkt dat de oproepingen niet in persoon zijn betekend. Hoe de betekening van de vonnissen heeft plaatsgevonden is niet duidelijk geworden, aldus de raadsman die tevens heeft opgemerkt dat de opgeëiste persoon in 2014 in Nederland was, zodat hij een en ander niet persoonlijk in ontvangst heeft kunnen nemen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat overlevering ten behoeve van het vonnis met kenmerk X K 92/14 dient te worden geweigerd op de door de officier van justitie genoemde gronden.
Met betrekking tot het vonnis met kenmerk II K 366/12 overweegt de rechtbank als volgt. In de brief van 3 april 2020 heeft de Poolse uitvaardigende autoriteit het volgende gesteld:
At the trial closing the court proceeding, the accused person’s defence counsel appeared and the defence counsel did defend him at the trial and was also present at the appellate trial, supporting the appeal lodged for his benefit.
Hieruit volgt dat kennelijk sprake is van een behandeling in hoger beroep waar de advocaat van de opgeëiste persoon de verdediging heeft gevoerd. Uit het EAB en de aanvullende informatie blijkt niet of de opgeëiste persoon een dagvaarding voor deze zitting heeft ontvangen dan wel zijn advocaat door de opgeëiste persoon bepaaldelijk is gevolmachtigd. Nadere informatie hierover is noodzakelijk. De behandeling zal daarom worden heropend om hierover vragen te stellen aan de uitvaardigende autoriteit.
Ten aanzien van de vonnissen met de kenmerken II K 463/14 en II K 448/14 staat in het EAB vermeld dat de vonnissen zijn betekend
(“served”). Artikel 12, sub c, OLW eist niet dat het vonnis aan de verdachte in persoon is betekend (Rb. Amsterdam 3 augustus 2012, LJN BY2002), maar wel dat de verdachte het vonnis daadwerkelijk kende en in de gelegenheid was daartegen tijdig een rechtsmiddel aan te wenden (Rb. Amsterdam 2 oktober 2012, LJN BY2664). Nu niet is gebleken aan wie en op welke wijze de vonnissen zijn betekend, zal de behandeling ook ten behoeve van het verkrijgen van nadere informatie hierover, worden heropend.
De rechtbank is van oordeel dat overlevering ten behoeve van het vonnis met kenmerk
II K 497/14 dient te worden geweigerd. Gebleken is dat dit vonnis is betekend aan een huisgenoot. De rechtbank refereert in dit verband aan de uitspraak van het Europese Hof van 24 mei 2016 in de zaak
Dworzecki(C-108/16 PPU, ECLI:EU:C:2016:346).

4.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]met betrekking tot de vonnissen met de kenmerken X K 92/14 en II K 497/14.
HEROPENTen
SCHORSTde behandeling van de zaak voor
onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verkrijgen van de uitvaardigende justitiële autoriteit, te weten:
ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 366/12:
  • Is in hoger beroep sprake geweest van een inhoudelijke behandeling van de strafzaak en, zo ja:
  • heeft de opgeëiste persoon een dagvaarding in persoon ontvangen?
  • heeft een advocaat tijdens die behandeling de verdediging gevoerd en, zo ja:
  • was die advocaat door de opgeëiste persoon bepaaldelijk gevolmachtigd?
  • is de uitspraak betekend en, zo ja, aan wie en op welke wijze en, zo nee:
  • heeft de opgeëiste persoon recht op een onvoorwaardelijke verzetsgarantie?
Ten aanzien van de vonnissen met de kenmerken II K 463/14 en II K 448/14:
- aan wie zijn de vonnissen betekend en op welke wijze heeft dat plaatsgevonden?
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen de nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2020.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.