ECLI:NL:RBAMS:2020:3083

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
13/751164-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW wegens gebrek aan verzetprocedure

Op 19 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 19 maart 2019 door Polen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 in Polen, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 5 juni 2020 was de opgeëiste persoon aanwezig via videoverbinding, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling van het vonnis dat aan het EAB ten grondslag ligt. Dit vonnis, gewezen door het Provinciaal Gerechtshof in Chelm op 16 november 2015, betreft een gevangenisstraf van één jaar en twee maanden voor het verstrekken van marihuana aan minderjarigen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering niet kan plaatsvinden omdat de opgeëiste persoon geen verzetprocedure of hoger beroep kan aanroepen tegen het vonnis in Polen. Dit is in strijd met artikel 12 OLW, dat vereist dat de opgeëiste persoon de mogelijkheid moet hebben om een verzetprocedure aan te vragen. De rechtbank heeft daarom de overlevering geweigerd, met de conclusie dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW van toepassing is. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de oudste rechter niet in staat was te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751164-20
RK nummer: 20/1017
Datum uitspraak: 19 juni 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 februari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 maart 2019 door
the District Court of Lublin, Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats], Polen, op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in het Justitieel Complex [locatie te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 juni 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.R.A. Röschlau, advocaat te Zeist en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting, via een videoverbinding, verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van
16 november 2015, gewezen door
the Provincial Courtin Chelm, (zaaksnummer VII K 375/15) waarbij de opgeëiste persoon veroordeeld is tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar en twee maanden, waarvan volgens het EAB nog één jaar, één maand en 28 dagen resteren.
Het EAB vermeldt onder f) dat het vonnis aanvankelijk voorwaardelijk was en dat
the Provincial Court of Chelmop 14 september 2016 de tenuitvoerlegging heeft gelast.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat..
Het vonnis betreft één feit zoals dat als volgt is omschreven in onderdeel e) van het EAB:
On November 24th 2014 in Chelm, province of Lubelskie, he gave intoxicant in a form of marijuana of a non-established quantity, once and for free to [persoon 1] and minors [persoon 2] and [persoon 3].
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het EAB vermeldt onder d) dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid. Voorts staat vermeld dat de opgeëiste persoon geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen het vonnis.
Onder D.2) staat het volgende vermeld:
A notification about the date of the hearing resulting in the decision was forwarded to the wanted on October 21st 2015 by the agency of the post office to the address of residence indicated by him. Despite the fact that it had been notified twice (on October 23rd and November 2nd 2015). [opgeëiste persoon] did not collect the correspondence. The summons with the date of the hearing was therefore sent back to the sender (the Provincial Court of Chelm) with a notice ‘Not collected on time’. In connection with the above, according to the Polish penal procedure, the summons was attached to the case files acknowledged as effectively served because the convict had not indicated another address of residence.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 3 april 2020 het volgende verklaard:
It is not possible for [opgeëiste persoon] to unconditionally request a retrial or lodge an appeal from the judgment of District Court [Sad Rejonowy]of Chelm of the date 16th November 2015 in the case VII K 375/15.-/-
Nu geen sprake is van een onvoorwaardelijke verzetgarantie is naar het oordeel van de rechtbank de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW van toepassing.

4.4. Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court te Lublin, (Polen).
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2020.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.