ECLI:NL:RBAMS:2020:3082

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
13/751163-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2020 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De opgeëiste persoon was in Nederland aangehouden, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd was om over de overlevering te beslissen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 21 februari 2020. Het EAB was uitgevaardigd door de District Court of Lublin in Polen op 9 april 2019 en betrof een gevangenisstraf van twee jaren, waarvan nog 1 jaar, 3 maanden en 9 dagen resteerden.

Tijdens de openbare zitting op 5 juni 2020 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. Hij verklaarde dat zijn personalia correct waren en dat hij de Poolse nationaliteit had. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben om over de vordering te beslissen. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon in Duitsland woonde en dat de Poolse autoriteiten het verzoek om overlevering aan de Duitse autoriteiten hadden moeten richten. De rechtbank oordeelde echter dat, gezien de aanhouding in Nederland, alleen de Nederlandse rechter bevoegd was om over het EAB te oordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, ondanks het verzoek van de verdediging om de straffen samen te voegen met een ander EAB. De rechtbank concludeerde dat de procedure voor samenvoeging van straffen niet in de weg stond aan de overlevering. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er werd vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751163-20
RK nummer: 20/1016
Datum uitspraak: 19 juni 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 februari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 april 2019 door
the District Court of Lublin, Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats], Polen, op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Justitieel Complex [locatie te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 juni 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.R.A. Röschlau, advocaat te Zeist en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting, via een videoverbinding, verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van
17 oktober 2014, gewezen door
the District Court in Chelm, (zaaknummer VII K 538/14) waarbij de opgeëiste persoon veroordeeld is tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan volgens het EAB nog
1 jaar, 3 maanden en 9 dagen resteren.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat..
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feiten waarvoor de toets van dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
-
medeplegen van mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
-
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Rechtsmacht

De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon al sinds 2014 in Duitsland woonachtig is en slechts tijdelijk op bezoek in Nederland was. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de Poolse autoriteiten het verzoek om overlevering zouden moeten richten aan de Duitse autoriteiten. De opgeëiste persoon kan dan aldaar een gelijkstellingsverweer voeren.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat, nu de opgeëiste persoon in Nederland is aangehouden, alleen de Nederlandse rechter bevoegd is om over het EAB te oordelen.

6.Cumulatie van straffen

De raadsman heeft aangevoerd dat een Poolse advocaat een verzoek heeft ingediend om de straf van het onderhavige EAB samen te voegen met de straf van een tevens aan de rechtbank voorliggend tweede EAB (EAB II). Ter zitting heeft hij een afschrift van het betreffende verzoekschrift overgelegd. Omdat dat verzoekschrift in de Poolse taal is opgesteld, heeft de tolk ter zitting de inhoud vertaald. Het betreft een verzoek tot samenvoeging van de straffen op basis van volledige absorptie tot een gezamenlijke vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren.
De raadsman heeft gesteld dat het resultaat van deze procedure dient te worden afgewacht, zodat duidelijkheid komt over de duur van het strafrestant.
De officier van justitie heeft gesteld dat een in Polen gedaan verzoek om straffen samen te voegen niet aan overlevering in de weg staat. Voorts heeft zij erop gewezen dat zij weigering van de overlevering heeft gevorderd ten aanzien van het tweede EAB (EAB II). De straf van het thans voorliggende EAB (EAB I) is van kortere duur dan de door de verdediging beoogde twee jaren.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de bovengenoemde procedure niet in de weg staat aan het toestaan van de overlevering. Het verweer wordt verworpen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 300, 304, 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court te Lublin, (Polen).
.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2020.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.