ECLI:NL:RBAMS:2020:3078

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
684035 / FA RK 20.2894
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisimaatregel en verzoek om schadevergoeding ex Wvggz

Op 12 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene beroep heeft ingesteld tegen een door de burgemeester van Amsterdam opgelegde crisismaatregel. Deze maatregel was op 24 april 2020 genomen, en betrokkene heeft op 30 april 2020 beroep aangetekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De advocaat van betrokkene heeft betoogd dat de crisismaatregel onrechtmatig was, omdat de hoorplicht niet is nageleefd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende moeite heeft gedaan om betrokkene te horen, en dat het niet horen van betrokkene een fundamenteel rechtsbeginsel schendt. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard.

Daarnaast heeft betrokkene een verzoek om schadevergoeding ingediend, omdat hij schade heeft geleden door de crisismaatregel. De rechtbank heeft geoordeeld dat betrokkene recht heeft op schadevergoeding, omdat de burgemeester niet heeft voldaan aan de hoorplicht. De rechtbank heeft de gemeente Amsterdam veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 100,- aan betrokkene, in plaats van de door de advocaat gevraagde schadevergoeding van € 85,- per dag. De rechtbank heeft de gemeente Amsterdam ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, omdat de burgemeester niet voldoende inspanningen heeft geleverd om betrokkene te horen voordat de crisismaatregel werd genomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C13/684035 / FA RK 20/2894
kenmerk: OMZ404427
Beschikking van 12 juni 2020naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel van de burgemeester van de gemeente Amsterdam en het verzoek om schadevergoeding ex artikel 10:12 Wvggz van:
[betrokkene]
,
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.E. Stassen-Buijs te Amsterdam.

1.Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen op 30 april 2020 heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de
door de burgemeester van de gemeente Amsterdam op 24 april 2020 jegens hem opgelegde
crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 24 april 2020;
  • de medische verklaring d.d. 24 april 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 juni 2020. Vanwege
de getroffen maatregelen rond het coronavirus zijn de volgende personen gelijktijdig via een telefonische verbinding door de rechtbank gehoord:
- betrokkene;
- advocaat, mr. C.E. Stassen-Buijs;
- gemachtigde van de burgemeester/gemeente Amsterdam, [naam 1] ;
- namens de GGD Amsterdam, [naam 2] .

2.Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan betrokkene door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
2.2.
Op 24 april 2020 is door de burgemeester een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene. Betrokkene heeft op 30 april 2020 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het beroep is derhalve tijdig ingesteld.
2.3.
De officier van justitie heeft op 25 april 2020 de rechtbank verzocht om een voortzetting van de crisismaatregel. Dit verzoek is bij beschikking van 29 april 2020 van deze rechtbank toegewezen voor de duur van drie weken.
2.4.
Het beroep
2.4.1.
De advocaat van betrokkene stelt zich op het standpunt dat de crisismaatregel in strijd is met de wet en dus onrechtmatig is. De burgemeester heeft betrokkene namelijk niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord en daarmee is de Wvggz niet in acht genomen. Bovendien heeft de burgemeester door betrokkene niet te horen en daartoe ook geen pogingen te hebben ondernomen niet een juiste afweging van de betrokkene belangen kunnen maken. Volgens de bestreden beslissing zou betrokkene niet in staat zijn geweest om te worden gehoord. Dit is echter feitelijk volstrekt onjuist, getuige de medische verklaring onder 7. (overige mededelingen) waarin staat dat betrokkene niet door de GGD gehoord kon worden in verband met Covid-19. Betrokkene was wel degelijk in staat om gehoord te worden, hij is ook door de politie verhoord naar aanleiding van de strafrechtelijke aanhouding en heeft ook telefonisch met een advocaat gesproken. Niet alleen onder de huidige omstandigheden, maar ook vóór de Corona-crisis is het telefonisch horen van een betrokkene zeer gebruikelijk. De burgemeester heeft dan ook in strijd met artikel 7:1 lid 13 onder b van de Wvggz gehandeld door betrokkene de gelegenheid om te worden gehoord te ontnemen.
2.4.2.
Namens de burgemeester is verzocht om het beroep van betrokkene ongegrond te verklaren. Het horen door de burgemeester is uitbesteed aan de GGD. Voor nadere informatie daarover verwijst de burgemeester naar de GGD. Betrokkene is niet gehoord. Uit de medische verklaring blijkt dat dat niet gebeurd is vanwege de getroffen maatregelen rond het coronavirus. Betrokkene verbleef in de isoleerruimte van het SPOR en daar is het altijd moeilijk om telefonisch contact tot stand te brengen.
2.4.3.
De heer [naam 2] heeft medegedeeld dat de GGD namens de burgemeester het horen uitvoert. Betrokkene was na de aanhouding overgebracht naar het SPOR en verbleef daar in de separeerruimte. Uit het episode journaal blijkt dat de medische verklaring door de onafhankelijk psychiater op 24 april 2020 is opgemaakt. In het episode jourmaal is niet aangegeven dat een hoorverslag is opgemaakt. Dat klopt ook omdat de GGD in dit specifieke geval niet is benaderd door de onafhankelijk psychiater om betrokkene te horen. De onafhankelijk psychiater heeft in het systeem KhonRaad aangevinkt dat betrokkene niet in staat was gehoord te worden terwijl daar geen afstemming met de GGD over is geweest. De GGD was niet op de hoogte dat betrokkene gehoord moest worden.
2.4.4.
De rechtbank constateert dat op basis van de berichtgeving in het episode journaal en de tijdens de mondelinge behandeling verstrekte informatie moet worden vastgesteld dat door de burgemeester niet is voldaan aan de hoorplicht in de zin van artikel 7:1 lid 3 sub b Wvggz. Het horen door de burgemeester is uitbesteed aan de GGD. Dat is toegestaan. Evenwel is komen vast te staan dat de GGD door de onafhankelijk psychiater niet is benaderd om betrokkene te horen, zodat de GGD betrokkene niet kon horen en dus ook niet heeft gehoord. Ook is niet gebleken dat de burgemeester of een derde namens de burgemeester telefonisch contact heeft gehad met het SPOR waar betrokkene op dat moment verbleef om betrokkene te horen. Dat het achterwege blijven van het horen iets te maken heeft gehad met het coronavirus is niet aannemelijk geworden.
2.4.5.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er in dit geval onvoldoende moeite is gedaan om betrokkene te horen en dat de burgemeester er bij het nemen van de beslissing tot de crisismaatregel ten onrechte vanuit is gegaan dat betrokkene niet in staat was om te worden gehoord. Het gehoord worden is een fundamenteel rechtsbeginsel. Er mag niet licht vanuit worden gegaan dat het horen van betrokkene niet mogelijk is of betrokkene geen gebruik wil maken van de gelegenheid te worden gehoord. Het beroep zal dan ook gegrond verklaard worden.
2.5.
Verzoek tot schadevergoeding
2.5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van betrokkene gesteld dat betrokkene hierdoor schade heeft geleden. Hij verkeerde in spanning en onzekerheid met betrekking tot hetgeen er met hem gebeurde en begreep niet waarom er niet naar hem werd geluisterd. Hij had zeker de behoefte gehad om uit te leggen hoe hij tegenover de crisismaatregel stond en had graag gehad dat de burgemeester zijn standpunt in de belangenafweging had kunnen laten meewegen. De advocaat verzoekt naar analogie van de tarieven in het strafrecht ten laste van de gemeente een schadevergoeding op te leggen van € 85,- per dag voor de periode van 24 april 2020 tot en met 29 april 2020.
2.5.2.
De burgemeester stelt dat het verzoek tot schadevergoeding moet worden afgewezen omdat de crisismaatregel terecht is genomen. Volgens de burgemeester valt te begrijpen dat de situatie voor betrokkene vervelend is geweest, maar was deze situatie niet dermate ernstig dat daaruit een schadeplicht voortvloeit. Voor zover dat wel het geval is, stelt de burgemeester dat het verzuim slechts één dag heeft geduurd en dat hoogstens een bedrag van € 85,- kan worden opgelegd.
2.5.3.
Indien de wet niet in acht is genomen bij het nemen van een crisismaatregel kan betrokkene op grond van artikel 10:12 Wvggz in een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de rechter verzoeken om een schadevergoeding toe te kennen.
2.5.4.
Met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 2.4.4. is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester in strijd met de daar genoemde wettelijke bepaling geen althans onvoldoende moeite heeft gedaan om invulling te geven aan de ingevolge deze bepaling op hem rustende plicht om betrokkene te horen voordat een crisismaatregel wordt genomen. De rechtbank is van oordeel dat betrokkene om die reden recht heeft op schadevergoeding. Anders dan gesteld wordt, laat een schadevergoeding zich slechts naar billijkheid schatten en een dergelijke schatting behoeft in beginsel geen nadere toelichting. De rechtbank ziet geen aanleiding om een schadevergoeding per dag toe te kennen, maar vindt een schadevergoeding van in totaal € 100,- billijk.
2.5.5.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gemeente Amsterdam veroordelen tot vergoeding van de schade van betrokkene die naar billijkheid wordt vastgesteld op een bedrag van
€ 100,-.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel gegrond;
3.2.
veroordeelt de gemeente Amsterdam tot betaling van een schadevergoeding aan betrokkene, ten bedrage van € 100,-;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 12 juni 2020 mondeling gegeven door mr. A. Sissing, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door J. Koomen als griffier, en op 18 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.