Uitspraak
[gedaagde sub 8.],
[gedaagde sub 9.],
[gedaagde sub 10.],
[gedaagde sub 8.],
[gedaagde sub 9.],
[gedaagde sub 10.],
1.Leeswijzer
2.De procedure in de hoofdzaak
- de dagvaarding van 1 februari 2019;
- de akte overlegging producties van [eiseressen] c.s.;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in (deels voorwaardelijke) reconventie, van Toscanini c.s.;
- de conclusie van antwoord van Ymere;
- het tussenvonnis van 11 december 2019;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van comparitie van 26 mei 2020 en de daarin genoemde stukken.
3.De procedure in de vrijwaringszaak
- het tussenvonnis van 5 juni 2019 waarin het Ymere is toegestaan Toscanini c.s. in vrijwaring op te roepen;
- de dagvaarding van 9 juli 2019;
- de akte overlegging producties van Ymere;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie;
- het tussenvonnis van 11 december 2019;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van comparitie van 26 mei 2020 en de daarin genoemde stukken.
4.De feiten
“het bestaande knelpunt met (sloop)pand [adres 1] ”. Volgens [eiseressen] belemmert de opstal van Ymere, althans de overhellende gevel, de door haar voorgenomen bouw. Indien niet op zeer korte termijn een oplossing wordt gevonden, rest [eiseressen] niets anders dan een dagvaarding te laten uitbrengen. De conceptdagvaarding is bij de brief gevoegd. In die dagvaarding vordert [eiseressen] een verklaring voor recht dat Ymere onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseressen] , althans haar vennoten, en veroordeling van Ymere in de schade, met verwijzing naar de schadestaatprocedure.
“mits de sloopwerkzaamheden aan het pand [adres 1] alsdan zijn afgerond”. Ook staat in dit concept
“dat Toscanini en Ymere beide aansprakelijk zijn en zullen worden gehouden voor alle schade welke VOF [eiseressen] zal ondervinden in de uitvoering van haar werkzaamheden, indien de sloopwerkzaamheden aan het perceel [adres 1] te [vestigingsplaats] niet uiterlijk1 oktober 2016geheel zijn afgerond”.
zo krap mogelijk tegen de bestaande fundering van nr. [huisnummer] aangebracht kan worden. Hierbij dient ook een veiligheidsmarge te worden ingebouwd om eventuele scheve funderingspalen niet te raken.”
5.Het geschil in de hoofdzaak in conventie
6.De beoordeling in de hoofdzaak in conventie
“dat VOF [eiseressen] bij deze verklaart verder af te zullen zien van haar schadeclaim”is bedoeld dat [eiseressen] slechts van haar vordering zou afzien onder voorwaarde dat de sloopverplichting zou worden nagekomen. Deze bedoeling kan echter niet uit de tekst van de eerste vaststellingsovereenkomst worden afgeleid. Ook de correspondentie voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomst biedt hiervoor geen aanknopingspunten. [eiseressen] c.s. heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan Ymere en Toscanini c.s. deze bepaling in de door [eiseressen] c.s. voorgestane zin hadden moeten begrijpen.
“Wij doen er alles aan om de sloop van het pand en de constructie voor het stutten van de voorgevel voor 1 oktober voor elkaar te krijgen”.Als Ymere en/of Toscanini c.s. zich in de overeenkomst slechts hadden willen verbinden tot sloop van de zijgevel, hadden zij dat expliciet moeten benoemen. Ook de toenmalig advocaat van Toscanini c.s. heeft in zijn brief van 1 augustus 2016 (zie 4.17) geen opmerkingen gemaakt over de omvang van de sloopverplichting, terwijl hij wel expliciet enige andere voorbehouden heeft gemaakt bij de eerste vaststellings-overeenkomst. Verder is van belang dat aan Caffè Toscanini vóór de eerste vaststellings-overeenkomst een omgevingsvergunning was verleend voor onder andere sloop van het gehele pand. [eiseressen] en Ymere waren hiervan op de hoogte. Naar deze omgevings-vergunning wordt in verband met de door Caffè Toscanini voorgenomen ontwikkeling in de eerste vaststellingsovereenkomst bovendien uitdrukkelijk verwezen. Ook in de periode na ondertekening van de eerste vaststellingsovereenkomst hebben partijen overleg gehad en gecorrespondeerd over de sloop, met name over de mogelijkheid om te slopen over het pleintje op [adres 5] . In dat verband heeft [eiseressen] een sloopbedrijf om een offerte gevraagd en deze offerte aan Caffè Toscanini gestuurd. Deze offerte zag op de sloop van het gehele pand. Uit het dossier, bijvoorbeeld uit een e-mail van [gedaagde sub 9.] van 23 september 2016, blijkt dat Caffè Toscanini hierna nog wel opmerkingen heeft gemaakt over de extra kosten die sloop
“door de voordeur”opleverde ten opzichte van sloop over het pleintje, maar niet over de omvang van de sloopwerkzaamheden.
“een snelle sloop van het pand op perceel nr. [huisnummer] ”en in de brief van dezelfde datum aan Ymere wordt gesommeerd om
“het pand op nr. [huisnummer] te slopen althans (ii) de overbouw ongedaan te maken”. Hoewel het grootste probleem voor [eiseressen] c.s. dus was gelegen in de zijgevel, is vanaf begin af aan dus duidelijk gemaakt dat het haar primair ging om sloop van het gehele pand.
2.148,00(2 punten × tarief € 1.074,00)
7.Het geschil in de vrijwaringszaak in conventie
8.De beoordeling in de vrijwaringszaak in conventie
2.148,00(2 punten × tarief € 1.074,00)
2.148,00(2 punten × tarief € 1.074,00)
9.Het geschil in de hoofdzaak in reconventie
10.De beoordeling in de hoofdzaak in reconventie
“door de voordeur”met zich meebracht. Ook dit bedrag stond dus los van de algemene verplichting tot slopen. Hieruit leidt de rechtbank af dat het moment van sloop van het pand geen voorwaarde was voor uitbetaling, maar slechts een tijdsbepaling. Dit volgt ook uit de tekst van nr. 5 van de tweede vaststellingsovereenkomst:
“Nadat uitvoering is gegeven…”. Voor de andersluidende lezing van [eiseressen] c.s. is onvoldoende steun te vinden in het dossier. Indien [eiseressen] c.s. had willen bewerkstelligen dat de compensatie en de tegemoetkoming slechts hoefden worden uitbetaald indien [adres 1] uiterlijk 22 februari 2017 was gesloopt, en dus als een aansporing om te bewerkstelligen dat de vaststellingsovereenkomst deze keer wél zou worden nagekomen, had zij dat uitdrukkelijk in de tekst moeten opnemen. Daarvan is niet gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat partijen de tweede vaststellings-overeenkomst over en weer aldus hebben moeten begrijpen dat de compensatie en de tegemoetkoming pas verschuldigd waren nadat [adres 1] was gesloopt, en pas opeisbaar na 22 februari 2017.