ECLI:NL:RBAMS:2020:2997

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
17 juni 2020
Zaaknummer
8457837 EA VERZ 20-287
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie en nevenwerkzaamheden tijdens ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap It City B.V., h.o.d.n. Het Rotihuis, en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. Het verzoek tot ontbinding is ingediend omdat de werkgever meent dat de arbeidsrelatie ernstig is verstoord, onder andere doordat de werknemer tijdens zijn ziekteverlof nevenwerkzaamheden heeft verricht bij een concurrent, het Surinaams Huisje. De werknemer, die sinds 2 juli 2019 arbeidsongeschikt is, heeft de beschuldigingen van de werkgever ontkend en stelt dat hij enkel in de keuken aanwezig was om een vriend te helpen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en dat de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door tijdens zijn ziekte nevenwerkzaamheden te verrichten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever niet in redelijkheid kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 10 juni 2020, en de werknemer heeft geen recht op een transitievergoeding of billijke vergoeding. Tevens is de werknemer veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van arbeidsovereenkomsten, vooral in situaties van ziekte, en de gevolgen van het verrichten van nevenwerkzaamheden zonder toestemming van de werkgever. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de vermeerdering van het verzoek door de werkgever niet in behandeling werd genomen, omdat de werknemer zich hier niet op had kunnen voorbereiden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8457837 EA VERZ 20-287
beschikking van: 10 juni 2020

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap It City B.V., h.o.d.n. Het Rotihuis

gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: Het Rotihuis
gemachtigde: mr. R.G.E. de Vries
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. R.J. Kwakkel

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het Rotihuis heeft op 20 april 2020 een verzoek met een productie ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend, doch wel enige producties in het geding gebracht.
Ook Het Rotihuis heeft nog nadere producties ingediend, waaronder een video-opname.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 3 juni 2020. Het Rotihuis is verschenen bij de heer [naam 1] , vergezeld door de gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, Het Rotihuis aan de hand van een pleitnota. Na verder debat is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende:
1.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , en derhalve thans 66 jaar, is vanaf 1 oktober 2017 in dienst van Het Rotihuis in de functie van productiehulp/kok. Partijen hebben een geschil over de omvang van het dienstverband. Het Rotihuis meent dat [verweerder] in dienst is voor 20 uur per week, [verweerder] stelt zich op het standpunt dat hij tenminste 50 uur per week werkt en dat hij op die basis ook gehonoreerd moet worden.
1.2.
Over de omvang van het dienstverband heeft de kantonrechter te Amsterdam bij beschikking van 29 mei 2020 (EA 19-543) een uitspraak gedaan. Volgens deze uitspraak is Het Rotihuis aan [verweerder] verschuldigd de somma van (thans) in totaal ongeveer € 18.000,- netto in verband met achterstallig salaris.
1.3.
Partijen zijn het erover eens dat het dienstverband in elk geval zal eindigen per 1 augustus 2020, omdat [verweerder] alsdan de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
1.4.
[verweerder] is arbeidsongeschikt met ingang van 2 juli 2019, vooral in verband met psychische klachten.
1.5.
Op 11 november 2019 heeft Het Rotihuis een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend bij de kantonrechter te Amsterdam, welk verzoek zij later heeft ingetrokken. Het verzoek had volgens Het Rotihuis van doen met 12 komkommers, die [verweerder] zich had toegeëigend.
1.6.
[verweerder] is één keer bij de bedrijfsarts geweest, en wel op 16 januari 2020. Toen is een probleemanalyse gemaakt. De bedrijfsarts heeft genoteerd dat meerdere factoren een rol spelen bij de arbeidsongeschiktheid, zowel privé factoren als werk gerelateerde factoren.
1.7.
Op 4 mei 2020 heeft Het Rotihuis [verweerder] op staande voet ontslagen, op de basis dat [verweerder] tijdens zijn ziekte nevenwerkzaamheden zou hebben verricht bij het Surinaams Huisje, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 7.4 van de arbeidsovereenkomst.
1.8.
Ter zitting heeft Het Rotihuis toegelicht dat het onder 1.6. genoemde ontslag op staande voet voorwaardelijk is gegeven, en wel onder de voorwaarde dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet zal ontbinden.

Verzoek en verweer

2. Het Rotihuis verzoekt de arbeidsovereenkomst met de [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a jo. 7:669 lid 3, onderdeel g (primair), onderdeel e (subsidiair) en h (meer subsidiair) van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3. Aan dit verzoek legt Het Rotihuis ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding, die zodanig is dat van de Het Rotihuis redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, althans van verwijtbaar handelen door [verweerder] , althans van andere omstandigheden die dusdanig zijn dat van Het Rotihuis in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4. Ter onderbouwing daarvan heeft Het Rotihuis het volgende naar voren gebracht.
5. Het Rotihuis wenst de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te beëindigen, omdat de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam is verstoord en Het Rotihuis er geen vertrouwen meer in heeft dat dit nog ten goede kan keren. De reden voor het geschonden vertrouwen is dat [verweerder] weigert uitvoering te geven aan redelijke instructies van Het Rotihuis tot het deugdelijk op schrift stellen van de gebruikte recepten en ingrediënten. Bovendien heeft Het Rotihuis meerdere klachten gekregen van klanten dat een aantal maaltijden te heet gekruid was. Verzoeken door Het Rotihuis tot aanpassing hiertoe heeft [verweerder] volledig in de wind geslagen.
6. Daar komt bij dat Het Rotihuis kan aantonen dat [verweerder] in de periode na het indienen van het verzoekschrift tenminste vier keer verboden nevenwerkzaamheden heeft verricht als kok bij het Surinaams Huisje. Dit eethuis is een directe concurrent van Het Rotihuis en wordt gedreven door de heer [naam 2] , een zwager van de heer [naam 1] . Het Rotihuis heeft een video in het geding gebracht waaruit de nevenwerkheden blijken. Deze opname is eind april/begin mei 2020 gemaakt. Daarop is te zien dat [verweerder] met een schort voor in de keuken van het Surinaams Huisje (roti)maaltijden aan het bereiden is.
7. Bij toewijzing van het verzoek vraagt Het Rotihuis om de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht per 11 november 2019 te ontbinden. Subsidiair vraagt Het Rotihuis de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel b, BW te ontbinden per de datum waarop de ontbinding wordt uitgesproken, althans zo spoedig mogelijk daarna. Daartoe is alle aanleiding, nu [verweerder] met het verrichten van de nevenwerkzaamheden (nota bene tijdens zijn arbeidsongeschiktheid) een dringende reden heeft gegeven hem op staande voet te ontslaan, althans in elk geval ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
8. Het gegeven dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld moet volgens Het Rotihuis tot gevolg hebben dat [verweerder] geen aanspraak kan maken op de transitievergoeding dan wel een billijke vergoeding.
9. De handelwijze van [verweerder] moet ook tot gevolg hebben dat hij veroordeeld wordt om de boete die in de arbeidsovereenkomst staat, aan Het Rotihuis te betalen. Deze bedraagt vier keer € 2.500,- is € 10.000,-. Aldus vermeerdert Het Rotihuis haar verzoek.
10. [verweerder] verweert zich tegen het verzoek. Hij voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
11. De beschuldigingen van Het Rotihuis raken kant noch wal. [verweerder] heeft altijd zijn werkzaamheden naar beste kunnen verricht. Feitelijk heeft hij gewerkt tot 2 juli 2019. Sindsdien is hij arbeidsongeschikt. Hij komt wel eens in het Surinaams Huisje, maar van betaald of onbetaald werk is geen sprake. Het klopt dat op de video te zien is dat [verweerder] in de keuken van het Surinaams Huisje staat, maar dat was alleen om Surinaamse vis te bereiden, die de heer [naam 2] , met wie hij bevriend is had meegenomen.
12. [verweerder] erkent dat de verhoudingen flink zijn verstoord, maar hij benadrukt dat dit op geen enkele manier aan hem is te wijten.
13. Bij ontbinding maakt [verweerder] aanspraak op de transitievergoeding, dan wel een billijke vergoeding, te verhogen met de opzegtermijn. Dit komt neer op een bedrag van € 5.000,- bruto.
14. [verweerder] maakt bezwaar tegen de vermeerdering van het verzoek. Dit heeft Het Rotihuis pas tegen het eind van de mondelinge behandeling gedaan en [verweerder] heeft zich hier niet op kunnen voorbereiden. Overigens dient het verzoek ook op inhoudelijke gronden te worden afgewezen.

Beoordeling

15. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
15. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek van Het Rotihuis geen verband houdt met het opzegverbod bij arbeidsongeschiktheid.
15. Het Rotihuis stelt primair dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in de verstoorde arbeidsverhouding. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Het Rotihuis in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, g BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
15. Dat de arbeidsverhouding duurzaam is verstoord wordt door [verweerder] erkend. De kantonrechter heeft de verstoring tijdens de mondelinge behandeling ook kunnen vaststellen. Daarom zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden.
15. De kantonrechter is van oordeel dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de kant van [verweerder] . Als vaststaand moet namelijk worden aangenomen dat [verweerder] tijdens ziekte verboden nevenwerkzaamheden heeft verricht als kok in het Surinaams Huisje. Op de video heeft de kantonrechter kunnen waarnemen dat [verweerder] in de keuken van het Surinaams Huisje aan het werk was, met een schort voor. De kantonrechter acht het verweer van [verweerder] , dat hij alleen maar eenmalig vis aan het maken was, niet geloofwaardig.
15. Nu aangenomen wordt dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld heeft [verweerder] geen aanspraak op de transitievergoeding en/of een billijke vergoeding.
15. Het verzoek tot ontbinding met terugwerkende kracht zal worden afgewezen, nu volgens vaste rechtspraak alleen ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de toekomst mogelijk is.
15. Geelt op het ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] bestaat er voorts aanleiding om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang, derhalve per heden, te ontbinden, dit met toepassing van artikel 7: 671b, lid 8 onder b BW.
15. De vermeerdering met het verzoek door Het Rotihuis zal niet worden behandeld. [verweerder] heeft zich naar het oordeel van de kantonrechter niet op dit verzoek kunnen prepareren, terwijl het slechts enkele minuten vóór het einde van de mondelinge behandeling is gedaan.
15. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat het verzoek, als het tijdig zou zijn gedaan, niet zo maar toewijsbaar zou zijn. Op overtreding van het verbod op nevenwerkzaamheden tijdens de loop van het dienstverband, is in de arbeidsovereenkomst namelijk geen boete gesteld. Dat geldt overigens wel voor overtreding van het concurrentiebeding (artikel 7.2 van de arbeidsovereenkomst). [verweerder] moet zich dus realiseren dat hij bij overtreding van het concurrentiebeding (ingaande 11 juni 2020 voor de duur van zes maanden) in beginsel per overtreding ervan een boete van € 2.500,- aan Het Rotihuis zal moeten betalen.
15. [verweerder] is de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij. Daarom zal hij in de kosten van Het Rotihuis worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 10 juni 2020;
veroordeelt [verweerder] in de proceskoeten aan de zijde van Het Rotihuis, tot op heden begroot op € 124,- voor vastrecht en € 720,- voor salaris van de gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
veroordeelt [verweerder] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 60,- aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,- en de explootkosten van betekening van de beschikking, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [verweerder] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan deze beschikking heeft voldaan en betekening van de beschikking pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter