ECLI:NL:RBAMS:2020:2981

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
8196789 CV EXPL 19-24950
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht en ongedaanmaking van een overeenkomst met betrekking tot de koop van een perceel grond

In deze zaak heeft eiser, Roodeburgh Invest B.V., bij exploot van dagvaarding op 19 november 2019 een verklaring voor recht gevorderd met nevenvorderingen. De procedure vond plaats bij de Rechtbank Amsterdam, waar de kantonrechter op 20 maart 2020 vonnis heeft gewezen. De gedaagde, gevestigd te Amstelveen, is niet verschenen. De gemachtigde van eiser, mr. B. van Mieghem, heeft op verschillende momenten gewezen op het ontbreken van een ondertekening van de conclusie van antwoord door de gedaagde. De gedaagde heeft niet voldaan aan de rolmededelingen van de rechtbank, wat heeft geleid tot verstek tegen gedaagde.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de primaire vordering van eiser niet onrechtmatig of ongegrond is, met uitzondering van de vordering tot betaling van notariskosten, die niet toewijsbaar is omdat deze niet opeisbaar is. De rechter heeft verklaard dat de overeenkomst tot koop van een perceel grond door eiser is vernietigd bij brief van 21 augustus 2019. Gedaagde is opgedragen om binnen een maand na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan de ongedaanmaking van de vernietigde overeenkomst, met een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor elke dag dat gedaagde in gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000,00.

Daarnaast is gedaagde veroordeeld om de koopsom van de kavel terug te betalen aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 augustus 2019. De kosten van het geding zijn begroot op € 1.959,55, inclusief btw. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar door mr. E. Pennink, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8196789 CV EXPL 19-24950
vonnis van: 20 maart 2020

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
gemachtigde: mr. B. van Mieghem
t e g e n

Roodeburgh Invest B.V.

gevestigd te Amstelveen
gedaagde
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij exploot van dagvaarding van 19 november 2019 heeft eiser een verklaring voor recht gevorderd met nevenvordering(en), één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Op 3 januari 2020 is ter griffie een conclusie van antwoord ontvangen.
Bij vonnis van 21 januari 2020 is een verschijning van partijen ter zitting bevolen en is de zaak voor dagbepaling verwezen naar de rolzitting van 7 februari 2020.
De gemachtigde van eiser heeft er bij faxberichten van 10 januari en 23 januari 2020 op gewezen dat de conclusie van antwoord niet is ondertekend en geen naam bevat van degene die de conclusie heeft ingediend.
Bij rolmededeling van 31 januari 2020 is gedaagde in de gelegenheid gesteld de naam van de gemachtigde in de conclusie van antwoord te vermelden en een door de gemachtigde ondertekende conclusie van antwoord in tweevoud over te leggen. De zaak is daartoe verwezen naar de rolzitting van 7 februari 2020.
Op de rolzitting van 7 februari 2020 is geconstateerd dat gedaagde niet aan genoemde rolmededeling heeft voldaan.
Aangezien uit de zaakgegevens niet is gebleken dat genoemde rolmededeling zowel naar het in de zaakgegevens vermelde vestigingsadres van gedaagde als naar het correspondentieadres van gedaagde is verzonden en gelet op de korte termijn die gedaagde bij genoemde rolmededeling is gegeven om aan deze rolmededeling te voldoen is de zaak bij rolmededeling van 21 februari 2020 verwezen naar de rolzitting van 6 maart 2020 voor overlegging door gedaagde van een conclusie van antwoord in tweevoud waarin de naam van de gemachtigde is vermeld en welke door de gemachtigde is ondertekend en voor overlegging van een uittreksel uit het handelsregister betreffende gedaagde voor zover gedaagde wordt vertegenwoordigd door een in dienst van gedaagde zijnde persoon waaruit de bevoegdheid van deze persoon blijkt. De griffier is opgedragen de rolmededeling naar het vestigingsadres en het correspondentieadres van gedaagde te zenden.
Op de rolzitting van 6 maart 2020 is geconstateerd dat gedaagde niet aan de rolmededeling van 21 februari 2020 heeft voldaan. Tegen gedaagde is verstek verleend.
Vonnis is bepaald op heden.

Gronden van de beslissing

Nu de ontvangen conclusie van antwoord wegens het ontbreken van een ondertekening door de gemachtigde niet voldoet aan het bepaalde in artikel 82 Rv is verstek verleend tegen gedaagde en blijft deze conclusie bij de beoordeling van de vordering buiten beschouwing.
De primaire vordering komt niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor wat betreft de gevorderde veroordeling van gedaagde tot betaling van te maken notariskosten. Deze vordering is niet toewijsbaar nu geen sprake is van een opeisbare vordering.

Beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst ter zake de koop door eiser van een perceel grond te Burgum van gedaagde is vernietigd bij brief van de gemachtigde van eiser van 21 augustus 2019;
gebiedt gedaagde om binnen een maand na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan ongedaanmaking van de vernietigde overeenkomst bij een notaris naar keuze van eiser, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat gedaagde hiermede in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,00;
veroordeelt gedaagde in het kader van de ongedaanmaking, aan eiser de koopsom van de kavel terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiser begroot op:
explootkosten € 99,01
griffierecht € 297,00
kosten conservatoir beslag € 963,54
salaris gemachtigde
€ 600,00totaal € 1.959,55
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving
volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen onder II. tot en met V. uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.