Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 juni 2017, waarbij de verdachte met een bijl meerdere keren op het hoofd en de borst van het slachtoffer heeft geslagen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 19 mei 2020 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S. Leeman, de vordering heeft gedaan en de verdachte en zijn raadsman, mr. R.H. Wormhoudt, hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, ondanks de verdediging die stelde dat er geen opzet was op de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou kunnen overlijden door zijn handelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat in strafmatigende zin is meegewogen.