ECLI:NL:RBAMS:2020:2925

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6950
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AOW-pensioen voor tweede echtgenote in geval van polygamie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, afkomstig uit Marokko, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de afwijzing van haar aanvraag voor een AOW-pensioen. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet verzekerd was voor de AOW en geen recht had op de huwelijkse tijdvakken van haar overleden echtgenoot, die eerder met een andere vrouw was getrouwd. Eiseres stelde dat zij de eerste echtgenote was en dat zij recht had op de huwelijkse tijdvakken, maar de rechtbank oordeelde dat zij deze stelling niet had onderbouwd.

De rechtbank overwoog dat de AOW een opbouwverzekering is en dat iemand verplicht verzekerd is voor de AOW als hij of zij in Nederland werkt of ingezetene is. Eiseres had nooit in Nederland gewerkt en de rechtbank concludeerde dat er geen duurzame band van persoonlijke aard tussen eiseres en Nederland bestond. Het feit dat haar ex-echtgenoot en kinderen in Nederland woonden, was onvoldoende om een dergelijke band aan te nemen.

Daarnaast werd er gekeken naar het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko. Voor 1 november 2004 had alleen de eerste echtgenote aanspraak op AOW-pensioen op basis van huwelijkse tijdvakken. De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht had besloten dat eiseres niet als echtgenote kon worden aangemerkt voor de toerekening van huwelijkse tijdvakken, omdat zij nooit de positie van eerste echtgenote had ingenomen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees vergoeding van griffierecht of proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6950

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] (Marokko), eiseres

(gemachtigde: mr. F. Ergec),
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Pinar).
Partijen worden hierna [eiseres] en de Svb genoemd.

Procesverloop

In het besluit van 21 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen.
In het besluit van 4 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 20 april 2020. Deze zitting is verdaagd in verband met het corona-virus. Geen van de partijen heeft vervolgens binnen de door de rechtbank gestelde termijn aangegeven op een zitting te willen worden gehoord. De rechtbank sluit daarom het onderzoek en doet uitspraak.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Uit de stukken in het dossier volgt dat [eiseres] van 1957 tot 18 mei 1979 getrouwd is geweest met [persoon 1] . [persoon 1] was in die tijd ook getrouwd met een andere vrouw. [persoon 1] is namelijk op 30 november 1955 met [persoon 2] getrouwd en dit huwelijk is pas ontbonden toen [persoon 1] overleed op 20 juni 2006.
2. De Svb heeft op in november 2018 een aanvraag van [eiseres] ontvangen voor een AOW-pensioen. Deze aanvraag heeft de Svb afgewezen, omdat [eiseres] zelf niet verzekerd is geweest voor de AOW. Ook heeft zij volgens de Svb geen recht op de huwelijkse tijdvakken van haar overleden echtgenoot [persoon 1] , omdat [eiseres] niet de eerste echtgenoot is geweest van [persoon 1] .

Het standpunt van [eiseres]

3. [eiseres] voert aan dat zij wel de eerste echtgenote van [persoon 1] is. Ook stelt zij dat zij wel zelfstandig verzekerd is geweest voor de AOW. Zij vindt namelijk dat zij een duurzame persoonlijke band met Nederland heeft, omdat haar kinderen en kleinkinderen in Nederland hebben gewoond. Volgens [eiseres] heeft de Svb niet goed gemotiveerd waarom er geen huwelijkse tijdvakken kunnen worden gehonoreerd.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat de beslissing van de Svb juist is. Dit oordeel zal de rechtbank hieronder toelichten.
5. De AOW is een opbouwverzekering. Dat betekent dat voor ieder verzekerd jaar 2% AOW-pensioen wordt opgebouwd. Opbouw van AOW vond indertijd plaats vanaf de 15e tot aan de 65e verjaardag, zodat in 50 jaar tijd een AOW-pensioen van 100% kan worden opgebouwd. [1] Iemand is verplicht verzekerd voor de AOW in de periode dat hij of zij in Nederland werkt of ingezetene van Nederland is. [2] In deze zaak draait het om de vraag of [eiseres] verplicht verzekerd is geweest voor de AOW of dat zij door middel van huwelijkse tijdvakken AOW heeft opgebouwd.
Ingezetenschap
6. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] nooit in Nederland heeft gewerkt. Of [eiseres] in Nederland heeft gewoond, zoals dat wordt bedoeld in de AOW, moet worden beoordeeld naar de omstandigheden van het geval. Daarbij wordt bekeken of tussen [eiseres] en Nederland een duurzame band van persoonlijke aard bestaat.
7. De rechtbank is van oordeel dat tussen [eiseres] en Nederland geen duurzame band van persoonlijke aard bestaat. De rechtbank acht in dit kader met name van belang dat niet is gebleken dat [eiseres] heeft beschikt over zelfstandige woonruimte in Nederland of dat zij langere periodes in Nederland heeft verbleven. [eiseres] heeft op het aanvraagformulier aangegeven dat zij altijd in Marokko heeft gewoond. Het enkele feit dat haar ex-echtgenoot en (klein)kinderen in Nederland hebben gewoond, is onvoldoende om een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland aan te nemen. [eiseres] is dus niet zelfstandig verzekerd geweest voor de AOW.
Huwelijkse tijdvakken
8. Verzekering kan echter ook voortvloeien uit het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederland en het Koninkrijk Marokko (NMV).
Vóór 1 november 2004 was niet voorzien in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen voor gehuwde vrouwen in het NMV en werd bij de berekening van het aan de man toekomende pensioen alleen rekening gehouden met huwelijkse tijdvakken van de eerste echtgenote. Op grond van het oude NMV kon dus alleen de eerste echtgenote van [persoon 1] aanspraak maken op een AOW-pensioen op basis van huwelijkse tijdvakken en [eiseres] als tweede echtgenote niet. Deze regeling is per 1 november 2004 vervallen.
9. Het NMV voorziet sinds 1 november 2004 in een zelfstandige aanspraak op AOW-pensioen voor gehuwde vrouwen, gebaseerd op huwelijkse tijdvakken voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar en vrijwillige verzekering. Dit geldt echter alleen voor de eerste echtgenote. De Svb heeft beleid gemaakt over de periode vóór 1 november 2004 en huwelijkse tijdvakken in geval van polygamie. [3] Volgens dat beleid worden huwelijkse tijdvakken alleen toegekend aan de vrouw die op de datum van inwerkingtreding van het gewijzigde NMV (1 november 2004) bevoegd is zich vrijwillig te verzekeren. Dat is in het geval van polygamie de eerste echtgenote, dus [persoon 2] . Op deze tijdvakken kan door andere vrouwen geen aanspraak worden gemaakt. Andere vrouwen, bijvoorbeeld tweede echtgenotes, kunnen alleen aanspraak maken op huwelijkse tijdvakken waarop de eerste echtgenote geen aanspraak kan maken. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat dit beleid niet onjuist of onredelijk is, omdat het toekennen van hetzelfde tijdvak van verzekering aan meer dan één echtgenote niet past binnen de systematiek van de AOW. [4] Uit het NMV kan ook niet worden afgeleid dat het toekennen van hetzelfde tijdvak aan meer dan één echtgenote door de verdragsluitende partijen zou zijn beoogd.
10. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat de Svb [eiseres] terecht niet heeft aangemerkt als een echtgenote aan wie huwelijkse tijdvakken kunnen worden toegerekend. Uit het dossier volgt namelijk dat [eiseres] nooit de positie van eerste echtgenote heeft ingenomen. De stelling dat zij de eerste echtgenote van [persoon 1] is, heeft [eiseres] op geen enkele wijze onderbouwd.
Conclusie
11. De Svb heeft de aanvraag van [eiseres] terecht afgewezen. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. Voor een vergoeding van het griffierecht of veroordeling in de proceskosten bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. A.R. Vlierhuis, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Dit volgt uit de artikelen 7, 7a en 13, eerste lid, van de AOW.
2.Dit volgt uit artikel 6, eerste lid, van de AOW.
3.Zie beleidsregel SB2183 van de Svb.
4.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 januari 2014, te raadplegen op