Op 3 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 10 februari 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Criminal Court Number 12 van Barcelona op 17 december 2018. De opgeëiste persoon, geboren in Irak en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is gedetineerd in Algerije. Tijdens de openbare zitting op 20 mei 2020 is de opgeëiste persoon gehoord via telehoren vanuit de detentieplaats, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB onderzocht. Het EAB betreft een vrijheidsstraf van 12 maanden, opgelegd bij een vonnis van 10 april 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vereisten voor dubbele strafbaarheid zijn voldaan, ondanks dat de uitvaardigende autoriteit het feit als deelname aan een criminele organisatie heeft aangeduid. De rechtbank concludeert dat de feiten naar Nederlands recht kunnen worden gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen.
De raadsman heeft verweren aangevoerd tegen de overlevering, waaronder de disproportionaliteit van de opgelegde straf en de impact van de Covid-19 pandemie. De rechtbank oordeelt echter dat deze verweren niet tot weigering van de overlevering kunnen leiden, omdat zij geen verband houden met de weigeringsgronden zoals vastgelegd in de Overleveringswet. De rechtbank besluit dat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en staat de overlevering toe.