ECLI:NL:RBAMS:2020:2850

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
13/751102-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor vrijheidsstraf opgelegd in Polen

Op 3 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 31 januari 2020 en betreft de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf die in december 2015 was opgelegd. De opgeëiste persoon, geboren in 1986 in Polen, was gedetineerd in Nederland en werd gehoord via telehoren vanuit het Justitieel Centrum. Tijdens de zitting op 20 mei 2020 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de overlevering. De rechtbank oordeelde dat er een reëel vluchtgevaar bestond, waardoor schorsing van de overleveringsdetentie niet aan de orde was. Het EAB was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Zielonej Górze en betrof twee vonnissen: een vrijheidsstraf van 10 maanden en een van 1 jaar en 6 maanden, waarvan nog een deel moest worden uitgezeten. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden.

De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier, en werd openbaar uitgesproken op 3 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751102-20 (EAB I)
RK nummer: 20/638
Datum uitspraak: 3 juni 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 januari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 augustus 2018 door de
Sąd Okręgowy w Zielonej Górze (Circuit Court of Zielona Góra), Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Justitieel Centrum [locatie te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 mei 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal. De opgeëiste persoon is via telehoren gehoord vanuit Justitieel Centrum [locatie te plaats].
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. De rechtbank gaat hierbij niet over tot schorsing van de overleveringsdetentie, omdat zij het vluchtgevaar zo reëel acht dat alleen vrijheidsbeneming kan voorkomen dat de opgeëiste persoon zich aan een eventueel toelaatbaar geoordeelde overlevering zal onttrekken.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment by the District Court of Nowa Sólvan 3 december 2015 (referentienummer: II K 675/15). Daarnaast wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment by the District Court of Nowa Sólvan 27 oktober 2016 (referentienummer: II K 369/16).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon met betrekking tot de
enforceable judgment by the District Court of Nowa Sólvan 27 oktober 2016 (referentienummer: II K 369/16) in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 10 maanden met betrekking tot de
enforceable judgment by the District Court of Nowa Sólvan 3 december 2015 (referentienummer: II K 675/15). Deze straf dient nog in het geheel ten uitvoer te worden gelegd. Daarnaast wordt de overlevering verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden met betrekking tot de
enforceable judgment by the District Court of Nowa Sólvan 27 oktober 2016 (referentienummer: II K 369/16). Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar, 4 maanden en 7 dagen.
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat met betrekking tot de
enforceable judgment by the District Court of Nowa Sólvan 3 december 2015 (referentienummer: II K 675/15) het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 24 februari 2020 volgt dat de opgeëiste persoon op 14 december 2015 persoonlijk een afschrift van het vonnis heeft ontvangen
along with instruction on how to appeal, but he neither appealed against the judgment nor applied for a retrial.Daarom is sprake van de in artikel 12, sub c, OLW genoemde omstandigheden. Met de raadsvrouw en de officier van justitie is de rechtbank dus van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
4. Strafbaarheid
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen,
mishandeling, meermalen gepleegd,
en/of:
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen ontstaat en met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285, 300 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sąd Okręgowy w Zielonej Górze (Circuit Court of Zielona Góra), Polen.
Aldus gedaan door
mr. H.J. Fehmers, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.