In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een tandarts, en het college van burgemeester en wethouders van Diemen. Eiseres had een last onder dwangsom opgelegd gekregen om het gebruik van haar woning aan [adres 1] als tandartspraktijk te beëindigen, omdat dit in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat zij wel degelijk op het adres woont en dat het adresonderzoek van de gemeente ondeugdelijk was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 2013 eigenaar is van de woning en dat zij op verschillende momenten ingeschreven heeft gestaan op het adres. De rechtbank heeft ook gekeken naar het adresonderzoek dat door de gemeente is uitgevoerd, waarbij toezichthouders op meerdere momenten bij de woning hebben aangebeld zonder dat er werd opengedaan. Eiseres heeft echter verklaard dat zij op het adres woont en dat er sprake is van tegenstrijdige verklaringen van een buurman.
De rechtbank oordeelde dat er geen gerede twijfel kon bestaan over het feit dat eiseres haar hoofdverblijf had op het adres waar zij ingeschreven stond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, omdat de opgelegde last onder dwangsom onterecht was. Tevens werd bepaald dat de gemeente het griffierecht aan eiseres moest vergoeden en dat de gemeente in de proceskosten van eiseres werd veroordeeld.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijk adresonderzoek en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de rechten van burgers, vooral als het gaat om het gebruik van woningen en bestemmingsplannen.