Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Inleiding
rechtbank) de voorwaarden van toepassing die golden voor die datum voor zover de rechtsvordering betrekking heeft op een gebeurtenis of gebeurtenissen die heeft of hebben plaatsgevonden voor 15 november 2016”.
2.De procedure
3.De beoordeling
Deze bepaling is in de Memorie van Toelichting als volgt toegelicht:
“Om het doel van een efficiënte en effectieve afwikkeling van collectieve vorderingen te kunnen bereiken is het belangrijk dat elke ingestelde collectieve vordering daadwerkelijk in het centrale register terechtkomt. Alleen zo kan een gecoördineerde afwikkeling worden gewaarborgd en kunnen andere belangenorganisaties daadwerkelijk de kans krijgen voor dezelfde gebeurtenis over soortgelijke feitelijke en rechtsvragen ook een collectieve vordering in te stellen. Dit rechtvaardigt dat de verplichting van de eiser om binnen twee dagen na indiening van zijn procesinleiding de aantekening in het register te maken, geldt op straffe van niet ontvankelijkheid van eiser in zijn collectieve vordering”(Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 608, nr. 3, p. 38).
“De nota van wijziging bevat louter technische aanpassingen die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat de nieuwe titel 14A over de rechtspleging in zaken betreffende collectieve actie en collectieve schadeafwikkeling zowel geldt voor digitaal gevoerde procedures («KEI») als voor op papier gevoerde procedures”(Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 34 608, nr. 20, p. 8). Een specifieke toelichting van de wijziging van artikel 1018c lid 2 Rv voor ‘niet-KEI-zaken’ ontbreekt. Aannemelijk is echter dat de wetgever zoveel mogelijk heeft willen aansluiten bij het ‘KEI-regime’ en in het bijzonder heeft willen voorkomen dat dagvaardingen in het centraal register worden aangetekend waarvan de griffie van de betrokken rechtbank geen weet heeft.