8.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft meermalen zijn toenmalige vriendin [persoon 1] mishandeld. In alle drie de zaken hadden verdachte en [persoon 1] een hotelkamer gehuurd, was er sprake van middelengebruik en werden zij vervolgens gewelddadig naar elkaar. Het gaat om ernstige feiten. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen de lichamelijke integriteit van [persoon 1] geschonden, maar vermoedelijk ook angst aangejaagd bij hotelmedewerkers en –gasten, die (soms midden in de nacht) met het gewelddadig gedrag van verdachte werden geconfronteerd. Door tegen het hoofd van [persoon 1] te schoppen had verdachte zeer ernstig letsel bij [persoon 1] kunnen aanrichten. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf overigens – in het voordeel van verdachte – wel rekening met het feit dat [persoon 1] ook bijdragen (aan het ontstaan van) de fysieke confrontaties heeft gehad.
Verdachte heeft ook twee politieagenten beledigd. Het uitschelden van politieagenten is kwetsend, denigrerend en tast hun gezag aan. Ook wanneer verdachte zijns inziens ten onrechte door de politie wordt aangesproken of onheus meent te worden bejegend, dient hij zich van dergelijk taalgebruik te onthouden.
Strafverzwarend is verder dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 6 mei 2020 eerder voor huiselijk geweld is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 13 mei 2020. Verdachte is op dertienjarige leeftijd begonnen met het roken van cannabis. Vanaf zijn achttiende is hij cocaïne gaan gebruiken en raakte hij direct verslaafd. Van zijn achttiende tot zijn 38ste levensjaar was er tevens sprake van een alcoholverslaving. Vanaf zijn 38ste is hij minder gaan drinken nadat hij meerdere malen een alcoholvergiftiging en bijna een overdosis had gehad. Hij is nooit volledig abstinent geweest maar hij heeft zijn middelengebruik sindsdien wel geminderd. Ondanks dat de kans groot is dat verdachte opnieuw terugvalt in gebruik en toch weer in contact komt met zijn ex-partner [persoon 1] , vindt de reclassering dat verdachte nog een kans moet krijgen zich te bewijzen, aangezien de omstandigheden in positieve zin anders zijn dan tijdens voorgaande trajecten. Verdachte heeft nu voor zichzelf stabiel onderdak bij zijn broer geregeld buiten Amsterdam. Hij staat open voor volledige abstinentie waar dit in het verleden niet het geval was. Hij heeft besloten om ook de omgang met zijn hond en de vader van [persoon 1] op te geven en niet meer in Amsterdam te komen, waardoor de kans dat verdachte en [persoon 1] weer met elkaar in contact komen kleiner is dan in het verleden. Daarnaast heeft hij nu een positief, steunend netwerk om zich heen, namelijk zijn broer en diens gezin.
De reclassering acht het wenselijk om binnen een drangkader de problematiek van verdachte verder te onderzoeken en aan te pakken. Hierbij moet worden ingezet op diagnostiek, behandeling, beschermd wonen buiten Amsterdam en het aanpakken van de financiële problemen van betrokkene. Daarnaast dient het verder opbouwen en behouden van een steunend netwerk nagestreefd te worden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, nu niet vast is komen te staan dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten, zal de rechtbank een gedeelte van de straf voorwaardelijk opleggen. Met de reclassering, de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat begeleiding en behandeling noodzakelijk is om de kans van slagen van de door verdachte voorgenomen veranderingen in zijn leven, zo groot mogelijk te maken.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting licht af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden passend.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel (zaak D–
feit 1)
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 300,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie en de raadsman hebben, in verband met de door hen geëiste/bepleite vrijspraak, verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering te verklaren.
De rechtbank oordeelt als volgt. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast. De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.