ECLI:NL:RBAMS:2020:2828

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
13/111370-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkeerszaak na ongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 26 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 5 december 2018 te Amstelveen. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeluk waarbij een voetganger, mevrouw [persoon], zwaar lichamelijk letsel opliep. Tijdens de zitting op 12 mei 2020 heeft de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd, maar het subsidiair ten laste gelegde als bewezen beschouwd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.M.H. van Vliet, pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van schuld in de zin van de Wegenverkeerswet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van het ongeval met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur reed en dat het zicht beperkt was door de donkere omstandigheden en regen. De verdachte had afgebremd en gekeken of er voetgangers overstaken, maar had mevrouw [persoon] niet opgemerkt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen ernstige verkeersfout had gemaakt en dat het ongeval het gevolg was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, niet van verwijtbare gevaarzetting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde, met de opmerking dat dit geen afbreuk doet aan de gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer.

De rechtbank benadrukte dat het een ongeluk was en dat er geen strafrechtelijke schuld aan de zijde van de verdachte was. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/111370-19
Datum uitspraak: 26 mei 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.E.A. Duyvendak en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. C.M.H. van Vliet naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich op 5 december 2018 te Amstelveen heeft schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeluk, dan wel het veroorzaken van gevaar op de weg waarbij verdachte tegen [persoon] is aangereden, waardoor aan [persoon] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde. Wel acht hij het subsidiair ten laste gelegde bewezen. Verdachte heeft onvoldoende opgelet bij de voetgangersoversteekplaats, waardoor zij gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Als gevolg hiervan werd het slachtoffer, [persoon], aangereden, die aan dit ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van dertig uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Aan de zijde van verdachte kan geen mate van schuld worden vastgesteld in de zin van 6 WVW. Dit geldt ook voor het subsidiair ten laste gelegde. Weliswaar heeft verdachte de voetgangster niet opgemerkt en heeft zij haar geen voorrang verleend en aldus een verkeersfout gemaakt, maar er kan niet worden gesproken over gedragingen die gevaar veroorzaken in de zin van artikel 5 WVW. Het ongeval lijkt eerder het gevolg te zijn van een uiterst ongelukkige samenloop van omstandigheden, in plaats van een in strafrechtelijke zin verwijtbare gevaarzetting van de zijde van verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. Hiertoe is het volgende van belang. Op 5 december 2018 kwam verdachte aanrijden in haar auto vanuit het Stadshart van Amstelveen. Het was donker en het regende, waardoor het zicht beperkt was. Op de Van der Hooplaan rijdt verdachte tussen twee rotondes met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur. Als zij aanrijdt op de volgende rotonde, waarvóór ook een voetgangersoversteekplaats is in de vorm van een zebrapad, remt zij af. Zij kijkt of er iemand oversteekt, maar ziet niemand. Bij het kruisen van het zebrapad verschijnt plotseling mevrouw [persoon] in de koplampen, die op dat moment het zebrapad oversteekt. Ondanks dat verdachte direct op de rem trapt, kan een aanrijding niet worden voorkomen en [persoon] raakt daarbij zwaargewond. Uit voorgaande feiten en omstandigheden blijkt niet van een ernstige verkeersfout aan de zijde van verdachte. Zij heeft niet te hard gereden, heeft afgeremd bij het zebrapad en uitgekeken naar overstekende voetgangers. Daarbij heeft zij mevrouw [persoon] over het hoofd gezien. Dit is naar het oordeel van de rechtbank het gevolg geweest van de weersomstandigheden en het slechte zicht op de oversteekplaats. Dit blijkt niet alleen uit de foto die op de plaats van het ongeval – in het donker – vanuit de auto van verdachte is genomen, maar ook uit het feit dat de gemeente Amstelveen recentelijk nieuwe veiligheidsmaatregelen heeft aangebracht op de bewuste oversteekplaats, omdat deze als gevaarlijk te boek stond. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte in strafrechtelijke zin geen verwijt valt te maken. Het was een ongeluk en niets meer dan dat. Hiermee wil de rechtbank overigens geenszins afbreuk doen aan de gevolgen die dit ongeluk heeft gehad voor het slachtoffer. Uit de brief die mevrouw [persoon] heeft geschreven, komt duidelijk naar voren hoezeer zij door de gevolgen van het ongeluk is getroffen. De rechtbank betreurt het ongeluk en de gevolgen die dat heeft veroorzaakt, maar ziet geen schuld in strafrechtelijke zin aan de zijde van verdachte. Zij zal dan ook worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2020.
Bijlage – Tenlastelegging
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]