3.3Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie, en anders dan de raadsman van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde is bewezen. Voordat de rechtbank nader ingaat op de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan dit oordeel, zijn enkele opmerkingen van belang.
Ten aanzien van de herinnering van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niets kan herinneren van het ongeluk, wat daaraan voorafging, of wat daarna zou zijn voorgevallen. De rechtbank kan dan ook enkel afgaan op de informatie uit het strafdossier en niet van de beleving van verdachte van het hele incident. Daarvan kan hij zich immers niets herinneren.
Ten aanzien van de alcohol
Verdachte is niet onderzocht op de aanwezigheid van alcohol (of enige andere stof) in zijn lichaam ten tijde van het ongeluk. Aangezien verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten en zich pas de volgende ochtend bij de politie heeft gemeld, was een onderzoek naar de aanwezigheid van alcohol op het moment van het ongeluk ook niet meer goed mogelijk. Dat verdachte heeft gereden terwijl hij onder invloed was, kan dan ook niet objectief worden vastgesteld. Verdachte heeft deze beschuldiging in elk geval hartgrondig ontkend, ook al kan hij zich van de avond zelf nauwelijks iets herinneren. Hij weet simpelweg van zichzelf dat hij niet dronken achter het stuur stapt. Nu de enige getuige die heeft verklaard dat verdachte wél zou hebben gedronken, deze verklaring later heeft ingetrokken, is sprake van onvoldoende bewijs. Van dat element van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de snelheid
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte de 120 meter tot het stoplicht (en dus vlak voor het ongeluk plaatsvond) heeft afgelegd met een gemiddelde snelheid van 139 km/h. Anders dan de raadsman, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de berekening van de gemiddelde snelheid door de politie te twijfelen. Op de Koningin Maximalaan, waar verdachte reed, is een maximale snelheid van 80 km/h toegestaan. Uit de detectiemomenten van de verweglus en de koplus blijkt dat er een indicatie is van een hoge snelheid van de auto van verdachte. De politie constateert, kijkend naar de bandensporen en de ontstane schade aan beide auto’s, bovendien dat daaruit blijkt dat de auto van verdachte de auto van het slachtoffer met hoge snelheid moet hebben geraakt. Weliswaar kan de snelheid van de auto van verdachte ten tijde van het ongeluk niet exact worden vastgesteld, maar de rechtbank concludeert wel dat verdachte kort voor het stoplicht (en daarmee de plaats van het ongeluk) veel harder heeft gereden dan op deze 80-kilometerweg was toegestaan.
De feiten zoals die naar voren komen uit het dossier
Op 20 mei 2018 rijdt verdachte, met zijn vriend [persoon 2] in de bijrijdersstoel, van Uithoorn naar Aalsmeer over de Koningin Maximalaan. Het is rond middernacht en donker, wel brandt er straatverlichting. Terwijl hij afrijdt op een stoplicht bij het kruispunt van de Koningin Maximalaan en de Burgemeester Kasteleinweg rijdt verdachte ongeveer 139 km/h (op een weg waar 80 km/h is toegestaan). Dit stoplicht staat voor hem al geruime tijd (namelijk minstens 82 seconden) op rood. Uit niets kan worden afgeleid dat verdachte, voordat hij de kruising opreed, heeft gekeken of er ander verkeer op de kruising aanwezig was.
Intussen is het latere slachtoffer, [persoon 1] , vanaf de Burgemeester Kasteleinweg aan komen rijden. Hij passeert met lage snelheid het verkeerslicht aan zijn kant van het kruispunt, dat op dat moment minstens twaalf seconden op groen stond. Op dat moment ziet hij vanuit zijn ooghoek een auto aan komen rijden, waarvan hij zich nog bedenkt dat die niet door groen rijdt.
[persoon 1] heeft gelijk, want verdachte negeert het rode stoplicht en rijdt op het kruispunt met hoge snelheid in op de auto van het slachtoffer. De auto van verdachte vliegt in brand en hij weet, samen met de andere inzittende, uit de auto te stappen. Vervolgens verlaat verdachte de plaats van het ongeval, overigens niet voordat hij [persoon 2] probeert te overtuigen dat hij zou hebben gereden in plaats van verdachte.
Het slachtoffer bevindt zich intussen nog steeds in zijn auto en hij is zwaargewond. Nadat hij door de brandweer uit zijn auto is bevrijd, wordt hij direct naar het ziekenhuis overgebracht, waar blijkt dat hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van beschadigde ruggenwervels, een klaplong, een gebroken sleutelbeen, meerdere gebroken ribben en een beschadigde nier.
Gelet op deze feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte een rood stoplicht heeft genegeerd, terwijl hij veel te hard reed. Dit deed hij als beginnend bestuurder, van wie mag worden verwacht dat hij zich extra voorzichtig opstelt in het verkeer. Bovendien was het donker en was verdachte bekend met de verkeerssituatie aldaar, waardoor hij extra goed had moeten opletten toen hij aan kwam rijden bij de kuising. Dat heeft hij niet gedaan. Sterker nog, uit het dossier valt niet op te maken dat hij op enig moment zelfs ook maar heeft gekeken of er ander verkeer op de kruising aanwezig was. Met name de combinatie van het zeer veel te hard rijden en het negeren van het rode stoplicht, maakt dat de rechtbank dit rijgedrag als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam aanmerkt. Door dit zeer onvoorzichtige, onoplettende en onachtzame rijgedrag heeft verdachte vervolgens een ongeluk veroorzaakt, waardoor aan [persoon 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht. Dit maakt dat het primair ten laste gelegde, overtreding van artikel 6 WVW, is bewezen.