In deze verstekzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 juni 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Engie Energy Solutions B.V. als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 1.329,42 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, en verzocht om ontbinding van de overeenkomst en afsluiting van de warmtetoevoer. De vordering was gebaseerd op een aantal openstaande voorschottermijnen en een jaarafrekening, die betrekking hadden op de levering van warmte/koude. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst met de gedaagde partij was gesloten vóór 2013, waardoor de (pre)contractuele informatieverplichtingen niet van toepassing waren. De kantonrechter oordeelde dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was, maar wees de vordering tot ontbinding en afsluiting van de warmtetoevoer af. Dit omdat niet was gesteld of gebleken dat de incassoprocedure, zoals omschreven in de Warmteregeling, was nageleefd. De eisende partij had ook nagelaten enige aanmaning in het geding te brengen. De gedaagde partij werd als de meest in het ongelijk gestelde partij belast met de proceskosten. De kantonrechter veroordeelde de gedaagde partij tot betaling van de hoofdsom en de proceskosten, en verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.