Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegrond.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van klager, geboren in 2002. Het klaagschrift, ingediend op 20 maart 2020, betreft de teruggave van het rijbewijs van klager dat op 18 maart 2020 is ingevorderd wegens een forse overschrijding van de maximumsnelheid. De zitting die gepland was op 28 april 2020 kon niet doorgaan vanwege de coronacrisis, maar de rechtbank heeft de zaak schriftelijk behandeld. Klager heeft aangevoerd dat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk als koerier en dat de inhouding van het rijbewijs zijn mogelijkheden om te werken ernstig beperkt. De raadsman van klager heeft betoogd dat het persoonlijk belang van klager zwaarder weegt dan het strafvorderlijk belang van verdere invordering.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen de teruggave van het rijbewijs, wijzend op de ernst van de overtreding en de verkeersveiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat klager de maximumsnelheid met 84 kilometer per uur heeft overschreden en dat zijn rijbewijs rechtmatig is ingevorderd. Echter, de rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van klager en de mogelijkheid dat de strafrechter een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid kan opleggen die korter is dan de periode van invordering. Daarom heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave van het rijbewijs gelast. Klager kan binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.