ECLI:NL:RBAMS:2020:2807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
RK 20/1521
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs ex artikel 164 lid 8 Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van klager, geboren in 2002. Het klaagschrift, ingediend op 20 maart 2020, betreft de teruggave van het rijbewijs van klager dat op 18 maart 2020 is ingevorderd wegens een forse overschrijding van de maximumsnelheid. De zitting die gepland was op 28 april 2020 kon niet doorgaan vanwege de coronacrisis, maar de rechtbank heeft de zaak schriftelijk behandeld. Klager heeft aangevoerd dat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk als koerier en dat de inhouding van het rijbewijs zijn mogelijkheden om te werken ernstig beperkt. De raadsman van klager heeft betoogd dat het persoonlijk belang van klager zwaarder weegt dan het strafvorderlijk belang van verdere invordering.

Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen de teruggave van het rijbewijs, wijzend op de ernst van de overtreding en de verkeersveiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat klager de maximumsnelheid met 84 kilometer per uur heeft overschreden en dat zijn rijbewijs rechtmatig is ingevorderd. Echter, de rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van klager en de mogelijkheid dat de strafrechter een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid kan opleggen die korter is dan de periode van invordering. Daarom heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave van het rijbewijs gelast. Klager kan binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/075650-20
RK: 20/1521
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres],
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. W.B.M. Bos,
[adres raadsman],
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 20 maart 2020 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
In verband met de coronacrisis heeft de geplande zitting op 28 april 2020 niet plaatsgevonden. Zowel de officier van justitie als de raadsman van klager hebben per e-mail aangegeven dat een behandeling van het bezwaarschrift zonder zitting kan plaatsvinden en dat volstaan kan worden met een uitwisseling van schriftelijke standpunten per mail.
De rechtbank heeft op 28 april en 30 april 2020 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van klager ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft in zijn klaagschrift aangegeven dat hij realiseert dat hij een fout heeft gemaakt. Hij heeft daarnaast betoogd dat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk als koerier. Hij kan deze werkzaamheden niet uitvoeren zonder rijbewijs. De raadsman heeft daartoe een arbeidsovereenkomst aan het klaagschrift bijgevoegd.
De raadsman van klager heeft verder aangevoerd dat klager eerder is veroordeeld voor WVW-feiten, maar niet voor een snelheidsovertreding. Het is van belang dat de rechter die inhoudelijk over de zaak dient te oordelen daar nog de ruimte in heeft. Indien het rijbewijs op voorhand vier maanden wordt ingehouden is die ruimte uitermate beperkt, voor zover nog aanwezig. Ten slotte is er ook geen zicht op een inhoudelijke behandeling.
Alles overziend is de raadsman van klager van mening dat het persoonlijk belang van klager prevaleert boven het strafvorderlijk belang van verdere invordering. Hij heeft verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Klager wordt verdacht van een forse overschrijding van de toegestane maximumsnelheid en heeft reeds antecedenten op het gebied van WVW-feiten, terwijl hij pas 18 jaar is. Hij had net zijn rijbewijs gekregen, namelijk in juni 2019. Over de stelling van de raadsman dat klager zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, heeft de officier van justitie aangevoerd dat het arbeidsovereenkomst ziet op een tijdelijk contract dat loopt tot 31 augustus 2019 en dat deze stelling verder niet wordt onderbouwd. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het persoonlijk belang van klager niet opweegt tegen het algemeen belang, waaronder de verkeersveiligheid, dat met verdere inhouding is gediend.

4.De beoordeling

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd op de Rijksweg A4 te Badhoevedorp op 18 maart 2020.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 84 kilometer per uur, uitgaande van een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur.
Op 18 maart 2020 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 23 maart 2020 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs 4 maanden tot uiterlijk 16 juli 2020 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 8 april 2020 blijkt onder meer dat klager eerder is veroordeeld voor WVW-feiten, maar niet voor een snelheidsovertreding.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu het vermoeden bestaat dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur of meer heeft overschreden en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht, moet – gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager – ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. De rechter die de strafzaak beoordeelt moet de mogelijkheid houden om voor het feit waar deze verdenking op ziet een straf op maat te bepalen bij een veroordeling. Het beklag dient dan ook gegrond te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager [klager].
Deze beslissing is gegeven op 4 mei 2020 door
mr. L. Dolfing, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.