beslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/067360-04, 23/002232-05
Beslissing op de op 27 januari 2020 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 27 januari 2020 in de zaak tegen:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1983,
verblijvende in FPA [naam FPA] , [adres] ,
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2006 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 15 februari 2018 voor de tijd van twee jaar werd verlengd.
De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.
De behandeling van de zaak is op de terechtzittingen van 17 maart 2020 en 15 mei 2020 aangehouden in verband met de uitbraak van het coronavirus.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het op 14 januari 2020 grond van artikel 6:6:12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van FPC de [naam kliniek], strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met één jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
- het op 10 maart 2020 uitgebrachte reclasseringsadvies “tbs voorwaardelijke beëindiging”, opgesteld door M. Ruiter, strekkende tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege onder voorwaarden en verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar.
De rechtbank heeft op 20 mei 2020 de officier van justitie mr. G.M. Kolman, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. S.L.J. Swart, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundigen M.L. Sikkens, verbonden aan FPC de [naam kliniek] en M. Ruiter, verbonden aan Reclassering Nederland, op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
Aan genoemd advies van
FPC de [naam kliniek]van 14 januari 2020 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Betrokkene lijdt aan schizofrenie en een posttraumatische-stressstoornis.
Behandelverloop en risicotaxatie
Het behandeltraject in FPC de [naam kliniek] vanaf 2008 verloop voorspoedig, waarbij vooral onzekerheid ten aanzien van de verblijfsstatus een complicerende factor vormt en doorwerkt in een wat stroef verlopen verloftraject. Vanaf maart 2018 verblijft betrokken in een FPA te [plaats] , inmiddels op basis van een proefverlofkader. Ook hier laat betrokkene een coöperatieve insteek zien en is sprake van een psychiatrisch relatief stabiel beeld bij een hoog niveau van zorg en ondersteuning. Gewerkt wordt onder andere aan het vergroten van zelfvertrouwen en het stapsgewijs opbouwen van de zelfstandige actieradius. De resultaten zijn echter beperkt. In het eerste kwartaal van 2019 neemt betrokkenes angst toe, er is sprake van passiviteit. Hij is bang voor de afbouw van zijn tbs-maatregel, met daarbij meer vrijheden en is bang dat zijn stabiele vangnet wegvalt. De start van het proefverlofkader per 1 juli 2019 leidt niet tot een bijstelling van het beeld. De reclassering probeert betrokkene op verschillende manieren te motiveren, waarbij het zich houden aan de voorwaarden geen probleem vormt.
Gekeken naar de situatie in-zorg, wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag als ‘laag’ ingeschat bij het huidige verlofkader (proefverlof). Betrokkene is gemotiveerd voor de behandeling en medicatietrouw. Hij laat zich door het behandelteam ondersteunen en aansturen. Omdat hij zelf bang is psychotisch af te glijden, is hij open over zaken zoals ervaren achterdocht en trek. Hoewel de blijvende onzekerheid over de toekomst van betrokkene (omtrent zijn verblijfsvergunning) spanning oproept, is er binnen het huidig kader voldoende toezicht en controle op de risicosignalen van betrokkene om een eventuele psychotische ontregeling te voorkomen. Een punt van aandacht blijft het activeren van betrokkene. Het behandelteam zal hem moeten blijven stimuleren om zijn dag-structuur vast te houden.
In een situatie uit-zorg, bij het beëindigen van de tbs-maatregel, wordt het risico op gewelddadig gedrag als ‘matig’ ingeschat. Bij een hypothetisch ontslag zal betrokkene mogelijk terug moeten keren naar zijn geboorteland. Dit bemoeilijkt de inschatting van het risico enigszins omdat er onvoldoende zicht is op de hulpverleningsmogelijkheden in [geboorteland] . De verwachting is in ieder geval dat betrokkene zich bij een hypothetisch ontslag zal proberen aan te melden bij hulpverleningsinstanties (ongeacht in welk land hij zich begeeft). Binnen Nederland is de verwachting dat hij hierdoor in beeld zal blijven bij hulpverlening, waardoor eventuele risicosignalen tijdig gesignaleerd zullen worden. Alleen wanneer de mogelijkheden tot het ontvangen van adequate zorg ontoereikend zijn, zal het risico op geweld toenemen.
Koers en advies
Betrokkene is een blijvend psychotisch kwetsbare en getraumatiseerde man. Hij blijft aangewezen op ondersteuning, begeleiding en medicamenteuze behandeling. De huidige koers is gericht op behoud van een hoog zorgniveau, maar afbouw van de forensische kaders, gelet op de risico-inschatting, de behandelmotivatie en het feit dat de behandeldoelen in steeds mindere mate een forensische insteek hebben. Het huidige behandelplan past feitelijk binnen een reguliere GGZ-setting, wat tevens het uitstroomdoel vormt. De doelen voor de komende tijd richten zich vooral op het vinden van een passende vervolgplek, het optimaliseren van de kwaliteit van leven en ondersteuning in de fysieke gezondheid. Een inhoudelijk passende vervolgstap op korte termijn lijkt een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, waartoe de reclassering advies zal uitbrengen. Het tijdspad blijft deels afhankelijk van de steeds terugkerende onduidelijkheid rondom de verblijfsstatus voor de langere termijn.
Geadviseerd wordt om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met één jaar te verlengen en de beslissing ten aanzien van een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de tbs nader te beoordelen aan de hand van de nog voorafgaand aan de verlengingszitting aan te leveren rapportage door de reclassering.
De deskundige heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Hij heeft onder meer medegedeeld dat hij zich kan vinden in het advies van de reclassering om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen onder de door de reclassering genoemde voorwaarden.
Aan het advies van
Reclassering Nederlandvan 7 februari 2020 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
De reclassering adviseert de maatregel te wijzigen naar tbs voorwaardelijke beëindiging met de
onderstaande voorwaarden. Tevens adviseert de reclassering de maatregel te verlengen voor de
periode van 1 jaar. In deze periode zal betrokkene worden toegeleid naar een ggz woonvoorziening waar hij ook na eventuele beëindiging van de maatregel kan verblijven.
- Standaard voorwaarden bij toezicht tbs
- Meldplicht bij reclassering
- Opname in een zorginstelling
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- Drugsverbod
- Alcoholverbod
- Contactverbod
- Locatiegebod
- Meewerken aan schuldhulpverlening
Gedurende de tbs-maatregel heeft betrokkene zich altijd aan de regels en gemaakte afspraken gehouden en nimmer positief gescoord op middelengebruik. De reclassering verwacht dat dit ook tijdens een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel het geval zal zijn. Er zal worden ingezet op verbetering van de kwaliteit van leven. Betrokkene staat op de wachtlijst voor de Egelenborgh, onderdeel van GGZ Noord-Holland-Noord, waar meer hand-in-hand begeleiding wordt geboden en de forensische zorg veel minder op de voorgrond staat.
De rechtbank is – gelet op de adviezen , het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk dient te worden beëindigd. Zij overweegt daarbij dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat er voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde worden gesteld. De rechtbank neemt de door de reclassering opgestelde voorwaarden hiervoor over.
De rechtbank overweegt hiertoe dat er nog steeds sprake is van een ernstige stoornis en een risico op herhaling. Het is van belang dat de ingezette route – transmuraal verlof, proefverlof en vervolgens voorwaardelijke beëindiging – wordt voortgezet en dat gewerkt wordt naar een overstap vanuit het forensisch kader naar een zorgkader. De rechtbank is van oordeel dat de huidige onduidelijkheden over de verblijfstatus en een vaste vervolgplek er niet aan in de weg staan om op dit moment over te gaan tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van de tbs-maatregel. Wel acht de rechtbank van belang dat op de volgende terechtzitting duidelijkheid bestaat over een vaste vervolgplek en wat de gevolgen van beëindiging van de tbs-maatregel zijn voor de verblijfsstatus van de terbeschikkinggestelde.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]met
één jaaren beëindigt de verpleging van overheidswege voorwaardelijk onder de volgende voorwaarden: