ECLI:NL:RBAMS:2020:2793

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
13/741052-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel met positieve ontwikkelingen en toekomstperspectief

Op 7 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussentijdse toetsing uitgevoerd met betrekking tot de ISD-maatregel opgelegd aan een veroordeelde, die sinds 22 maart 2019 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder een verslag van de tussentijdse toetsing en de voortgangsverslagen van de FPA. De veroordeelde heeft zich gemotiveerd getoond om onderwijs te volgen, maar heeft ook problemen vertoond met middelengebruik, waaronder positieve tests op cannabis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde sinds januari 2020 in een gesloten behandelafdeling verblijft en daar een klinische behandeling ondergaat. Ondanks de positieve ontwikkelingen, zoals de motivatie van de veroordeelde om zijn Havo-diploma te behalen, is de rechtbank van oordeel dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet. Dit is noodzakelijk voor de beveiliging van de maatschappij en om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft besloten om over zes maanden opnieuw te toetsen of de voortzetting van de ISD-maatregel nog noodzakelijk is, gezien de positieve veranderingen die de veroordeelde heeft laten zien. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om de maatregel te beëindigen afgewezen, maar staat open voor een toekomstige herbeoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/741052-18 (tussentijdse toetsing)
BESLISSING
Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 7 maart 2019 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats [adres 1] ,
thans verblijvende in FPA [plaats] , [adres 2]

Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 7 maart 2019;
  • het verzoek ex artikel 6:6:14 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering van de veroordeelde en zijn raadsman mr. T.H.L. Kneepkens om een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel van 27 februari 2020;
  • een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 28 april 2020;
  • de voortgangsverslagen van Fivoor van 6 februari 2020, 24 februari 2020, 7 april 2020 en 6 mei 2020
- een Verslag Tussentijdse Toetsing ISD (kennelijk abusievelijk) gedateerd 7 mei 2020;
De rechtbank heeft op 7 mei 2020 de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer, veroordeelde, zijn raadsman mr. T.H.L. Kneepkens, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige [persoon], verbonden aan [justitieel complex] , op de openbare terechtzitting gehoord.

Beoordeling

Verloop van het ISD-traject
Uit het Verslag Tussentijdse Toetsing ISD blijkt onder meer het volgende. De ISD-maatregel is op 22 maart 2019 ingegaan en veroordeelde is op 18 juni 2019 in de ISD van [justitieel complex] geplaatst. Veroordeelde is van begin af aan gemotiveerd om onderwijs te volgen en wil zich graag richten op het behalen van zijn diploma. Echter lijkt hij behandeling minder belangrijk te vinden. Tijdens zijn verblijf in [justitieel complex] is veroordeelde meermalen positief getest op cannabis. Veroordeelde heeft voor wat betreft middelengebruik weinig inzicht in zijn problematiek.
Sinds 23 januari 2020 verblijft veroordeelde in een gesloten behandelafdeling van de FPA [plaats] , waar hij, tijdens zijn extramurale fase, een klinische behandeling ondergaat. Veroordeelde heeft eenmaal niet meegewerkt aan de urinecontrole. Daarnaast is er met regelmaat ruis om veroordeelde heen. Dit is een aandachtspunt binnen de behandeling en begeleiding van veroordeelde. Veroordeelde heeft wekelijks gesprekken met zijn behandelaar en doet aan psychomotorische therapie. Betrokkene zou graag zijn Havo diploma willen behalen. Door de uitbraak van het coronavirus is dit echter stil komen te liggen. Dagbesteding en groepsactiviteiten zijn hierdoor eveneens gestopt en alle vrijheden zijn sinds 16 maart 2020 ingetrokken.
Geadviseerd wordt om de ISD-maatregel voort te zetten, zodat er in de FPA [plaats] gewerkt kan worden aan een toekomst zonder delict gedrag, het maken van doordachte en lange termijn keuzes en het omgaan met ADHD.
Ter terechtzitting heeft de deskundige, [persoon], een nieuw voortgangsverslag overgelegd, dat betrekking heeft op de periode van 7 april 2020 tot 4 mei 2020. Hieruit blijkt onder meer dat de eerder genoemde ruis rondom veroordeelde minder is geworden nadat er eind maart 2020 een driegesprek heeft plaatsgevonden tussen de behandelaar, veroordeelde en de reclassering. De behandelaar geeft aan dat veroordeelde goed bezig is met zijn behandeling en dat hij zich houdt aan de afspraken en regels die gelden binnen de FPA. Veroordeelde heeft inmiddels te horen gekregen dat hij mondeling examen mag doen voor zijn Havo diploma. Hij is gemotiveerd om dit te halen en besteedt veel tijd aan het maken van oefenstof. Naast psychomotorische therapie volgt veroordeelde inmiddels ook een ADHD training, slaaptraining en muziektherapie.
Advies van de deskundige
Op de openbare terechtzitting van 7 mei 2020 heeft de deskundige, [persoon], het advies van [justitieel complex] bevestigd en in aanvulling daarop verklaard dat veroordeelde het de laatste periode ontzettend goed doet in de FPA [plaats] . Op dit moment is beëindiging van de ISD-maatregel evenwel nog te vroeg en wordt het advies om de ISD-maatregel voort te zetten, gehandhaafd. Maar indien veroordeelde deze lijn de komende zes tot negen maanden doorzet, ziet de deskundige aanleiding om het huidige advies aan te passen en voortijdige beëindiging van de ISD-maatregel te adviseren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden beëindigd. Sinds de start van de maatregel in maart 2019 is er te weinig gebeurd. Het verloop van het ISD-traject en behandeling is volgens veroordeelde niet zoals het hem in het vooruitzicht is gesteld. Er wordt met name ingezet op behandeling – hetgeen momenteel vanwege de coronamaatregelen enkel telefonisch kan plaatsvinden – en te weinig op onderwijs. Veroordeelde is intrinsiek gemotiveerd om zo snel mogelijk zijn diploma te behalen en wil daarom op eigen kracht, buiten het ISD-traject, zijn schoolgang oppakken.
Indien de rechtbank dit verzoek niet volgt, heeft de raadsman subsidiair verzocht om de zaak aan te houden voor een periode van twee á drie maanden, om veroordeelde de kans te geven te laten zien dat hij zelf in staat is zijn inschrijving bij een onderwijsinstelling te regelen en te kunnen starten met het volgen van onderwijs.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. Beëindiging van de maatregel is op dit moment nog te vroeg. Gelet op de recente ontwikkelingen en de huidige opstelling van veroordeelde staat de officier van justitie wel positief tegenover een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel, waarbij zij zich ten aanzien van het moment waarop de ISD-toetsing moet plaatsvinden refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m lid 2 Sr is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van veroordeelde.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde op de openbare terechtzitting stelt de rechtbank vast dat veroordeelde een positieve verandering heeft laten zien en hij inmiddels de goede weg lijkt te zijn ingeslagen. Daarbij focust veroordeelde zich niet alleen op het volgen van onderwijs en het halen van diploma’s, maar werkt hij ook mee aan noodzakelijke behandeling. Tegelijkertijd is de problematiek van veroordeelde, kijkend naar diens voorgeschiedenis, complex en hardnekkig en de nu ingezette positieve lijn betrekkelijk pril. De rechtbank is daarom van oordeel dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel op dit moment nog steeds noodzakelijk is ter beëindiging van de recidive en een optimale bescherming van de maatschappij. Dat laat onverlet dat de rechtbank inziet dat, als veroordeelde de ingezette positieve richting doorzet, de duur van de ISD-maatregel bekort zou kunnen worden. De rechtbank ziet daarin aanleiding om over 6 maanden opnieuw de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen. De periode van 6 maanden is daarbij ingegeven door de inschatting van de rechtbank dat (pas) op dat moment een reële kans op beëindiging van de maatregel aan de orde is. Om diezelfde reden wordt het verzoek van de verdediging om de behandeling voor circa twee maanden aan te houden, afgewezen.
Daarom wordt als volgt beslist.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat
de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezeten dat
het Openbaar Ministerie binnen 6 (zes) maanden na het onherroepelijk worden van deze beslissing de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Deze beslissing is gegeven door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en F.C.M. Weijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 mei 2020.

Voetnoten

1.Noot griffier: laatstgenoemd voortgangsverslag is ter zitting door nagenoemde deskundige overgelegd; de datum op dat voortgangsverslag ontbreekt, maar uit de begeleidende e-mail van de deskundige blijkt dat het d.d. 6 mei 2020 is.