3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge (het meer subsidiair ten laste gelegde) bewezen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Inleiding
Op 10 augustus 2015 was aangeefster samen met haar vriend in [naam café] in Amsterdam. Op een bepaald moment liepen verdachte en haar vriend langs het café. Verdachte en aangeefster hebben elkaar enige tijd geleden ontmoet in het café, maar zij hebben ruzie gekregen en spraken sindsdien niet meer met elkaar. Toen verdachte langsliep, heeft aangeefster haar aangesproken. Vanaf dat moment lopen de verklaringen van aangeefster en verdachte uiteen.
Volgens aangeefster begon verdachte direct te schreeuwen nadat zij haar had aangesproken. Aangeefster liep daarop weg en verdachte pakte haar bij haar haren vast en duwde haar voorover op de grond. Verdachte pakte haar opnieuw bij haar haren vast en sloeg met kracht het hoofd van aangeefster tegen de straatstenen aan. Daarna schopte verdachte twee of drie keer tegen de linkerzijde van het lichaam van aangeefster. Aangeefster heeft gebitsschade opgelopen en haar sleutelbeen is gebroken.
Verdachte heeft verklaard dat zij wegliep nadat zij werd aangesproken door aangeefster, maar dat aangeefster haar aan haar haren trok en in haar rug duwde. Verdachte heeft zich toen omgedraaid en heeft met aangeefster geworsteld, waarbij er over en weer is geslagen. Verdachte ontkent aangeefster met haar hoofd op de grond te hebben geslagen en haar te hebben geschopt. Ook zegt zij geen letsel te hebben gezien bij aangeefster.
Bewijsoverwegingen
Duidelijk is dat er een gevecht tussen aangeefster en verdachte heeft plaatsgevonden en dat bij aangeefster letsel is ontstaan. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de ten laste gelegde geweldshandelingen tegen aangeefster heeft gepleegd. Omdat de verklaringen van verdachte en aangeefster op dit punt uiteenlopen en verdachte de geweldshandelingen heeft ontkend, zijn de overige bewijsmiddelen in het dossier van belang.
Drie getuigen hebben een verklaring afgelegd. De eigenaresse van het café, [persoon 2] , heeft het gevecht zelf niet gezien. Zij heeft alleen na afloop gezien dat de tanden van aangeefster helemaal scheef stonden en dat er bloed op haar gezicht zat.
[getuige 1] heeft in eerste instantie bij de politie niet over het ten laste gelegde incident verklaard. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat verdachte door aangeefster aan haar haren werd getrokken en dat er daarna een vechtpartij ontstond. Aangeefster pakte verdachte vast en zij vielen op de grond. Aangeefster duwde verdachte in haar gezicht en verdachte sloeg een paar keer terug in het gezicht van aangeefster, waarbij verdachte bovenop zat.
[getuige 2] heeft verklaard dat zij iets aan het drinken was in het café en dat zij zag dat verdachte aangeefster bij haar haren greep, waardoor aangeefster op de grond viel en op haar buik kwam te liggen. Verdachte ging op de rug van aangeefster zitten, pakte met beide handen haar haren vast en sloeg het hoofd van aangeefster op de stoep. Nadat zij van haar afstapte, trapte verdachte aangeefster in haar gezicht. [getuige 2] zag stukjes haar op de grond liggen en zag bloed bij de mond van aangeefster. Bovendien zag zij dat haar tanden ernstig beschadigd waren en dat zij last had van haar schouder.
Naast de getuigenverklaringen zit er een letselverklaring van het ziekenhuis in het dossier, waaruit blijkt dat aangeefster onder meer gebitsschade en letsel aan haar schouder heeft opgelopen.
Alle bewijsmiddelen bezien is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [getuige 2] en de letselverklaring de aangifte op essentiële punten ondersteunen. De schade aan het gebit van aangeefster past bij de verklaringen van aangeefster en [getuige 2] dat zij met haar hoofd op de straat geslagen is. Het letsel aan de schouder past bij het schoppen tegen het lichaam. Dat er enkele inconsistenties in de verklaringen van [getuige 2] zitten, zoals door de raadsvrouw is betoogd, doet daaraan niet af. [getuige 2] is een onafhankelijke getuige en heeft zowel bij de politie als later bij de rechter-commissaris duidelijk verklaard over de geweldshandelingen. Het geconstateerde letsel past in zijn geheel niet bij de verklaringen van verdachte en [getuige 1] . Verdachte heeft daarnaar gevraagd ook geen verklaring gegeven voor het ontstaan van dat letsel.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende bewijs is dat verdachte de ten laste gelegde geweldshandelingen heeft gepleegd.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen over wie als eerste is aangevallen uiteenlopen. De rechtbank kan daarmee niet vaststellen wie als eerste geweld heeft gebruikt en dus dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte, waartegen zij zich mocht verdedigen. Er is bij verdachte geen letsel geconstateerd en er is – als zij al werd aangevallen - onvoldoende door haar onderbouwd dat zij zich niet aan de situatie kon onttrekken. Er is daarmee hoe dan ook geen sprake geweest van een noodweersituatie. Het handelen van verdachte was wederrechtelijk.
Zwaar lichamelijk letsel
Zoals hiervoor is beschreven acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. De vraag die nog open staat is of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Of sprake is van zwaar lichamelijk letsel hangt af van de aard en de ernst van het toegebrachte letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Uit de informatie van aangeefster is gebleken dat zij door de mishandeling twee voortanden en drie kiezen heeft verloren. Na vele behandelingen moest zij een jaar afwachten of haar voortanden zouden afsterven of niet, wat uiteindelijk wel is gebeurd. Zij heeft nu een implantaat en vier kronen en het heeft bijna tweeënhalf jaar geduurd voordat haar gebit weer enigszins in de oude staat was hersteld. Bovendien heeft zij haar sleutelbeen op drie plekken gebroken. Het herstel van dit letsel duurde een jaar en het heeft bijna drie jaar geduurd voordat zij zonder pijn een tas kon tillen of huishoudelijke taken kon verrichten. Er zit nog steeds een grote bult op haar sleutelbeen en haar sleutelbeen staat zichtbaar naar achteren. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Kwalificatie
Primair is aan verdachte zware mishandeling ten laste gelegd en subsidiair poging tot zware mishandeling. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster en daarom zal verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, het meer subsidiair ten laste gelegde, mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge, bewezen.