In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap SS Dam B.V. (hierna: Dam) en haar werknemer, een Turkse medewerker, die een vordering heeft ingesteld wegens achterstallig salaris. De werknemer, die in Nederland verblijft op een studentenvisum, vorderde betaling van achterstallig salaris en een deugdelijke eindafrekening, nadat Dam, als gevolg van de coronamaatregelen, zijn salaris met 50% had verlaagd. De werknemer had in maart 2020 een netto salaris van € 1.653,00 per maand, maar ontving in maart slechts € 850,00 netto. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dam niet het volledige salaris heeft betaald en dat de werknemer afhankelijk is van zijn loon voor zijn levensonderhoud.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat Dam, ondanks de financiële problemen door de coronacrisis, niet eenzijdig het salaris van de werknemer mocht verlagen. De rechter heeft de vordering van de werknemer tot betaling van € 1.744,59 aan achterstallig salaris toegewezen, evenals de verplichting voor Dam om een deugdelijke eindafrekening op te maken en salarisspecificaties te verstrekken. De wettelijke verhoging en rente zijn gematigd en afgewezen, gezien de bijzondere omstandigheden. De proceskosten zijn voor Dam, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis benadrukt de bescherming van werknemersrechten, zelfs in tijden van economische crisis.