ECLI:NL:RBAMS:2020:2714

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
13/251717-19 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor afpersing en diefstal met geweld

Op 28 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 20-jarige man, die op 12 december 2018 samen met twee vrienden een slachtoffer in Amsterdam heeft afgeperst en beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer heeft gedwongen tot de afgifte van persoonlijke bezittingen, waaronder een horloge, een jas en een sjaal, door geweld en bedreiging met geweld. De verdachte is aanwezig geweest tijdens de behandeling van de zaak, die plaatsvond op 17 januari en 14 mei 2020. De officier van justitie, mr. M.E. Woudman, heeft gevorderd dat de verdachte voor het bewezen geachte feit zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren. De verdediging heeft gepleit voor een taakstraf, rekening houdend met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn spijt over de gebeurtenissen.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de reclassering in overweging genomen, die pleitte voor deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining. De verdachte moet zich gedurende de proeftijd melden bij de reclassering en deelnemen aan de SOLO-training of een andere gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.251717.19
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/251717-19 (Promis)
Datum uitspraak: 28 mei 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .
Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 17 januari 2020 en 14 mei 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.E. Woudman en van wat verdachte en raadsvrouw mr. P. Metgod namens mr. G.J. van Oosten naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van:
Het samen met anderen afpersen en beroven van [slachtoffer] op 12 december 2018 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft samen met twee anderen de aangever afgeperst en beroofd.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd over het bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het feit.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in Bijlage II bewezen dat verdachte
op 12 december 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge, een jas en een sjaal , die toebehoorden aan [slachtoffer] , door [slachtoffer] vast te pakken en meermalen te slaan en tegen een muur te zetten en dreigend ten gehore te brengen dat hij
(slachtoffer) zijn horloge en sjaal af moest doen en zijn jas uit moest trekken en [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik wil alles van je met geld” en “Heb je pasjes of geld bij je? Haal je zakken leeg”,
en
€ 70,00, Airpods en meerdere pasjes, die toebehoorden aan [slachtoffer] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door [slachtoffer] vast te pakken en meermalen te slaan en tegen een muur te zetten en dreigend ten gehore te brengen dat hij (slachtoffer) zijn horloge en sjaal af moest doen en zijn jas uit moest trekken en [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik wil alles van je met geld” en “Heb je pasjes of geld bij je? Haal je zakken leeg”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zouden aan verdachte de bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd dat hij zich moet melden bij de reclassering en dat hij moet meewerken aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat bij het opleggen van de straf rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het ontbreken van relevante documentatie, alsmede het tijdsverloop. Ook vindt de verdediging van belang dat verdachte veel spijt heeft van zijn gedragingen en dat hij geprobeerd heeft mediation tussen hem en het slachtoffer tot stand te brengen. De verdediging verzoekt daarom een taakstraf, al dan niet met een voorwaardelijke gevangenisstraf, op te leggen, met als bijzondere voorwaarde het volgen van een gedragsinterventie die ziet op cognitieve vaardigheden. Op die manier voelt verdachte de straf maar is er ook een stok achter de deur en wordt verdachte weerbaarder.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met twee vrienden op 12 december 2018 aangever [slachtoffer] afgeperst en beroofd. Zij benaderden hem met zijn drieën waarna aangever tegen de muur werd geduwd en werd gedwongen om zijn spullen af te geven. Daarbij is gedreigd met geweld en ook geweld toegepast. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke berovingen hiervan nog langdurig de nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Hiermee hebben verdachte en zijn medeverdachten geen rekening gehouden. Daarbij hebben verdachte en zijn mededaders slechts hun eigen belangen op het oog gehad. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte van 9 april 2020 blijkt dat hij eerder een strafbeschikking heeft gehad voor een winkeldiefstal.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 29 april 2020, opgemaakt door M. Teisman. Daarin staat dat niet goed ingeschat kan worden wat ten grondslag heeft gelegen aan het bewezen feit. De omgang met één van de medeverdachten is de grootste risicofactor, ook omdat verdachte met diezelfde medeverdachte de winkeldiefstal heeft gepleegd waar hij de strafbeschikking voor heeft gekregen. Daarnaast vraagt de reclassering zich af in hoeverre verdachte in staat is de gevolgen van zijn handelen te overzien. Om zijn vaardigheden op het gebied van weerstand bieden en het overzien van situaties te vergroten, acht de reclassering het wenselijk dat verdachte zal deelnemen aan een individuele cognitieve vaardigheidstraining.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. Bij een straatroof met licht geweld of verbale dreiging geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf in het voordeel van verdachte rekening mee dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld is, dat hij deels verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat er enig tijdsverloop is geweest tussen het plegen van de feiten en de behandeling van de strafzaak. Daar staat echter tegenover dat dat verdachte het feit samen met anderen en op klaarlichte dag heeft gepleegd, hetgeen de rechtbank zeer kwalijk vindt.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van de feiten en zal, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, afwijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank zal een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opleggen met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet melden bij de reclassering en dat hij moet meewerken aan een cognitieve vaardigheidstraining. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 180 uur opleggen, te vervangen door 90 dagen hechtenis.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd van twee jaren bij Reclassering Nederland, op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- Veroordeelde moet actief deelnemen aan de SOLO-training, of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider. De training bestaat uit 12 sessies van 1,5 uur.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf van
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2020.