Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als schoonmaker van vliegtuigen, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had zijn ziektewetuitkering (ZW) zien beëindigen per 29 april 2019, na een besluit van 23 april 2019. Dit besluit werd genomen op basis van een medische beoordeling die concludeerde dat de eiser per genoemde datum geschikt werd geacht voor eerder geduide functies. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 12 augustus 2019, waarna eiser in beroep ging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zitting op 3 april 2020 niet kon doorgaan vanwege de coronamaatregelen, maar dat de overgelegde stukken voldoende inzicht boden in de standpunten van partijen. Beide partijen stemden in met een schriftelijke afdoening van de zaak. De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep als zorgvuldig en volledig beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de eiser, ondanks zijn klachten, in staat was om de functie van medior soldering operator te vervullen, en dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berustte.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de ziektewetuitkering rechtmatig was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.