ECLI:NL:RBAMS:2020:2671

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
13/751282-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering en niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 28 maart 2017 door de Rechtbank van eerste aanleg Limburg, Afdeling Tongeren (België) is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1961, was niet aanwezig op de zitting, maar zijn raadsvrouw, mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, was wel aanwezig en had de verdediging op zich genomen.

De rechtbank heeft eerder, op 4 juli 2017, de vordering behandeld en de termijn voor uitspraak verlengd. Op 18 juli 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend vanwege zorgen over de detentieomstandigheden in België. Bij de zitting op 8 mei 2020 was de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw waren niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft opnieuw de termijn voor uitspraak verlengd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de strafvervolging in België op 27 november 2017 is overgedragen aan Nederland en inmiddels is afgesloten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering van de opgeëiste persoon niet langer gewenst is en heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot behandeling van het EAB. De geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751282-17
RK nummer: 17/2837
Datum uitspraak: 8 mei 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 mei 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 maart 2017 door de Rechtbank van eerste aanleg Limburg, Afdeling Tongeren (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
verblijvende op het adres: [adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 4 juli 2017
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 juli 2017. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon is niet verschenen, hoewel hij behoorlijk was opgeroepen. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat te Roermond, heeft meegedeeld dat de opgeëiste persoon haar uitdrukkelijk heeft gemachtigd tot het voeren van de verdediging.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
Tussenuitspraak 18 juli 2017
Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank kennis genomen van recente informatie omtrent de detentieomstandigheden in België. De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van
18 juli 2017 het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst, teneinde de partijen in staat te stellen zich op een andere zitting over deze detentieomstandigheden uit te laten.
Zitting 8 mei 2020
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 8 mei 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie,
mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw zijn – na overleg met de rechtbank - niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. Vastgesteld is dat de bovenvermelde personalia van de opgeëiste persoon juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering ex artikel 23 OLW. Uit de e-mail van 19 maart 2018 van I. Sauwens, Substituut Procureur des Konings bij het Parket van de procureur des Konings van Limburg, afdeling Tongeren, blijkt dat de strafvervolging van de opgeëiste persoon op 27 november 2017 is overgedragen aan Nederland. Uit de e-mail van 5 september 2018, eveneens afkomstig van
I. Sauwens, blijkt voorts dat de strafvervolging van de opgeëiste persoon in België is afgesloten.
De rechtbank maakt hieruit op dat de overlevering van de opgeëiste persoon niet langer is gewenst en zal de officier van justitie op grond van het bovenstaande niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering van 2 mei 2017
ex artikel 23 van de OLW.
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. H. Kijlstra en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 mei 2020.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.