ECLI:NL:RBAMS:2020:2671
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- M.C.M. Hamer
- H. Kijlstra
- V.V. Essenburg
- Rechtspraak.nl
Overlevering en niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het kader van een Europees aanhoudingsbevel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 28 maart 2017 door de Rechtbank van eerste aanleg Limburg, Afdeling Tongeren (België) is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1961, was niet aanwezig op de zitting, maar zijn raadsvrouw, mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, was wel aanwezig en had de verdediging op zich genomen.
De rechtbank heeft eerder, op 4 juli 2017, de vordering behandeld en de termijn voor uitspraak verlengd. Op 18 juli 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend vanwege zorgen over de detentieomstandigheden in België. Bij de zitting op 8 mei 2020 was de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw waren niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft opnieuw de termijn voor uitspraak verlengd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de strafvervolging in België op 27 november 2017 is overgedragen aan Nederland en inmiddels is afgesloten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering van de opgeëiste persoon niet langer gewenst is en heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot behandeling van het EAB. De geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.