ECLI:NL:RBAMS:2020:2669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
AMS 19/818
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-beroep gegrond wegens onvoldoende motivering urenbeperking door Uwv

In de zaak tussen [eiser], wonende te Amstelveen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 mei 2020 uitspraak gedaan in het kader van een WIA-beroep. De rechtbank heeft eerder op 27 september 2019 een tussenuitspraak gedaan, waarin het procesverloop tot dat moment werd beschreven. Het Uwv had op 14 oktober 2019 aangegeven het door de rechtbank vastgestelde gebrek te willen herstellen en diende op 7 februari 2020 een nadere motivering in, waarin het opnieuw verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. [eiser] heeft hierop op 3 maart 2020 gereageerd. De rechtbank heeft partijen gevraagd om binnen vier weken te reageren als zij de zaak nog op een zitting wilden behandelen, maar dit is niet gebeurd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv niet voldoende heeft gemotiveerd waarom [eiser] in staat zou zijn om twintig uur per week te werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] lijdt aan niet-aangeboren hersenletsel, wat door een psychiater is gediagnosticeerd. De rechtbank heeft de argumenten van het Uwv, die stelden dat [eiser] met prikkelarm werk meer uren zou kunnen werken, niet overtuigend gevonden. De rechtbank concludeert dat [eiser] hoogstens op twee dagen in de week drie uur kan werken, en verklaart het beroep gegrond. Het Uwv moet binnen zes weken opnieuw beslissen op het bezwaar van [eiser], uitgaande van een belastbaarheid van hoogstens drie uur per dag en zes uur per week. Tevens moet het Uwv het griffierecht van € 47 aan [eiser] vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Bolt, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/818

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amstelveen, eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: mr. D. Jaidi Touzani).

Procesverloop

Op 27 september 2019 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenuitspraak gedaan. Daarin is het procesverloop tot dan beschreven.
Op 14 oktober 2019 heeft het Uwv laten weten dat hij het door de rechtbank vastgestelde gebrek wil herstellen.
Op 7 februari 2020 (gedateerd 2019) heeft het Uwv een nadere motivering met bijlagen ingediend en opnieuw verzocht het beroep ongegrond te verklaren. [eiser] heeft daarop op 3 maart 2020 gereageerd.
De rechtbank heeft partijen gevraagd om binnen vier weken te reageren als zij de zaak nog op een zitting willen behandelen, maar dat hebben zij niet gedaan. De rechtbank heeft het onderzoek daarna gesloten.

Overwegingen

1. [eiser] vindt dat hij hoogstens op twee dagen in de week drie uur kan werken. In het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv onvoldoende heeft uitgelegd waarom [eiser] twintig uur per week kan werken. De rechtbank vond dat het Uwv nader had moeten ingaan op de aanwezigheid van niet-aangeboren hersenletsel. Het Uwv had de aanwezigheid van hersenletsel en de gevolgen daarvan nader moeten onderzoeken, of moeten uitleggen waarom dit irrelevant is voor de geclaimde beperkingen.
2. De rechtbank oordeelt dat het Uwv daarin ook nu niet is geslaagd. De behandelend psychiater heeft op 20 april 2018 de diagnose niet-aangeboren hersenletsel gesteld. Die diagnose past bij afwijkingen die het VUmc heeft gevonden op een mri-scan, bij het relaas van [eiser] dat hij op driejarige leeftijd bijna is verdronken en bij de klachten van overprikkeling die [eiser] ondervindt. Zijn huisarts schrijft op 18 november 2019 dat korte contacten met de buitenwereld [eiser] uit zijn evenwicht brengen, waardoor hij soms een dag moet bijkomen. [eiser] heeft dit op de zitting overtuigend toegelicht. In de verwijsbrief van 27 juni 2019 beschrijft de huisarts [eiser] als een goedwillende man die makkelijk over zijn grenzen heengaat en daardoor klachten krijgt.
3. De rechtbank vindt dat het Uwv hier onvoldoende tegenover heeft gesteld. In zijn rapport van 6 februari 2020 lijkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep de aanwezigheid van niet-aangeboren hersenletsel niet meer te betwisten. Hij voegt eraan toe dat er bijkomende psychiatrische problematiek is, die door het hersenletsel wordt veroorzaakt. Hij concludeert dat het hersenletsel gepaard gaat met prikkelgevoeligheid, vermoeidheid en angst- en stemmingsklachten. Hij ziet echter geen reden voor een grotere urenbeperking dan vier uur per dag en twintig uur per week als er passend, prikkelarm werk wordt gevonden. Dit zou ook blijken uit het feit dat [eiser] zijn havo heeft kunnen afronden en dat hij drie jaar voltijds in de horeca heeft gewerkt.
4. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de rechtbank hiermee niet overtuigd. De beschouwing dat [eiser] niet overprikkeld zal raken als het werk voldoende prikkelarm is, berust in wezen op een cirkelredering. Deze zegt niets over de vraag welke prikkels [eiser] aankan, terwijl zijn huisarts zegt dat korte contacten met de buitenwereld hem uit zijn evenwicht brengen. Ook de verwijzing naar zijn werkervaring zegt daarover niet voldoende, want door dat werk is [eiser] juist ziek uitgevallen. Het behaalde havo-diploma vindt de rechtbank te algemeen en te lang geleden om conclusies aan te verbinden.
5. De rechtbank volgt [eiser] daarom in zijn stelling dat hij hoogstens op twee dagen in de week drie uur kan werken. Dit betekent dat het beroep gegrond is. Het Uwv zal opnieuw op het bezwaar van [eiser] moeten beslissen, uitgaande van een belastbaarheid van hoogstens drie uur per dag en hoogstens zes uur per week. Daarnaast moet het Uwv aan [eiser] het griffierecht van € 47 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar van 14 januari 2019;
- bepaalt dat het Uwv binnen zes weken opnieuw op het bezwaar van [eiser] moet beslissen en daarbij moet uitgaan van een belastbaarheid van hoogstens drie uur per dag en hoogstens zes uur per week;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 47 aan [eiser] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.H. Bolt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
de griffier is niet in staat
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.