ECLI:NL:RBAMS:2020:2665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
8358616 KK EXPL 20-163
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling autokostenvergoeding aan ex-werknemer in kort geding

In deze zaak vorderde een ex-werknemer, [eiser], een autokostenvergoeding van € 5.000,- netto van zijn voormalige werkgever, Radionomy, in een kort geding. De werknemer was in dienst getreden als Country Director en had naast zijn bruto maandsalaris recht op een netto autokostenvergoeding van € 1.000,- per maand. Na een loonstop door Radionomy had de werknemer in een eerdere procedure al achterstallig loon gevorderd, wat leidde tot een minnelijke regeling. In deze regeling was echter de autokostenvergoeding niet expliciet genoemd, wat leidde tot een geschil over de vraag of deze vergoeding onderdeel uitmaakte van het 'gebruikelijke loon'. De kantonrechter oordeelde dat de autokostenvergoeding, hoewel niet expliciet vermeld in de regeling, wel degelijk onderdeel uitmaakte van het gebruikelijke loon, omdat dit eerder was afgesproken en Radionomy dit niet had uitgesloten tijdens de onderhandelingen. De kantonrechter wees de vordering van de werknemer toe, met uitzondering van de gevorderde wettelijke verhoging, en veroordeelde Radionomy in de proceskosten. De wettelijke rente werd toegewezen over de verschuldigde bedragen, te rekenen vanaf verschillende data.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8358616 KK EXPL 20-163
vonnis van: 25 mei 2020

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. L. van de Vrugt
t e g e n

de besloten vennootschap Radionomy Group B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Radionomy
gemachtigde: mr. J. Belderok

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 4 maart 2020 heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 18 mei 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Namens Radionomy is de gemachtigde verschenen. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van [eiser] mede aan de hand van een pleitnota die is overgelegd. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is met ingang van 17 juli 2018 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Radionomy in de functie van Country Director Netherlands and Germany (daar is later ook de UK aan toegevoegd). Het salaris van [eiser] bedroeg laatstelijk € 9.000,- bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en een bonus. Daarnaast had [eiser] recht op een autokostenvergoeding (
personal car compensation) van € 1.000,- netto per maand.
1.2.
[eiser] heeft Radionomy op 28 november 2019 in rechte betrokken nadat Radionomy een loonstop had opgelegd. [eiser] heeft in die procedure gevorderd dat Radionomy het achterstallig loon over de periode van 10 oktober 2019 tot 1 december 2019 ter hoogte van € 15.387,10 bruto dient te betalen, alsmede de autokostenvergoeding ter hoogte van € 2.000,- netto. Ook heeft [eiser] gevorderd dat Radionomy met ingang van 1 december 2019 het loon en overige emolumenten op de overeengekomen tijdstippen dient te voldoen tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd. Een en ander te vermeerderen met rente, wettelijke verhoging en proceskosten.
1.3.
De vordering van [eiser] is mondeling behandeld op 12 december 2019 door de kantonrechter/voorzieningenrechter te Amsterdam. [eiser] en Radionomy hebben tijdens deze mondelinge behandeling een minnelijke regeling getroffen die is vastgelegd in een tijdens de mondelinge behandeling opgesteld proces-verbaal.
1.4.
In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 december 2019 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
1. De tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wordt met wederzijds goedvinden beëindigd met ingang van 1 maart 2020 (…).
2. Partijen komen ten aanzien van de hierna te noemen punten het volgende overeen:
a. het gebruikelijke loon wordt doorbetaald tot het einde van de arbeidsovereenkomst, als [eiser] voor 1 maart 2020 uit dienst gaat krijgt hij over de tijd die resteert tot 1 maart 2020 75% van het overeengekomen loon betaald;
b. werknemer wordt tot het einde van de arbeidsovereenkomst vrijgesteld van werkzaamheden;
c. eventuele opgebouwde en niet-genoten vakantiedagen of vakantie-uren worden geacht te zijn opgenomen;
d. het opgebouwde vakantiegeld wordt betaald bij het einde van de arbeidsovereenkomst;
e. het concurrentiebeding en het verbod op nevenwerkzaamheden komen per heden te vervallen;
f. [eiser] behoudt om niet de aan hem verstrekte lap-top;
g. alle overige eigendommen van werkgever zal [eiser] uiterlijk op de einddatum inleveren;
h. het loon over periode 10 oktober 2019 tot 10 december 2019 zal in december 2019 voldaan worden;
i. werkgever voldoet aan [eiser] ter zake aan kosten rechtsbijstand € 2.500,00 exclusief BTW;
j. [eiser] ontvangt een positief getuigschrift en positieve referentie;
k. [eiser] krijgt een bonus over Q3 2019 uitbetaald.
(…)
Na uitvoering van het vorenstaande verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting. (…).”
1.5.
Na de mondelinge behandeling van 12 december 2019 is tussen partijen een geschil ontstaan over de vraag of Radionomy op basis van hetgeen in het proces-verbaal is opgenomen ook de autokostenvergoeding van € 1000,- netto per maand over de periode van 10 oktober 2019 tot 1 maart 2020 aan [eiser] dient te voldoen.

Vordering

2. [eiser] vordert dat Radionomy bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden tot betaling van de autokostenvergoeding ter hoogte van € 5.000,- netto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en wettelijke rente, te berekenen vanaf de dag waarop de betreffende bedragen verschuldigd zijn tot de algehele voldoening. Ook vordert [eiser] dat Radionomy veroordeeld wordt in de proceskosten.
3. [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Radionomy op grond van de inhoud van het proces-verbaal gehouden is om de autokostenvergoeding over de periode van 10 oktober 2019 tot 1 maart 2020 ter hoogte van € 5.000,- netto aan [eiser] te voldoen. In het proces-verbaal staat vermeld dat het ‘gebruikelijke loon’ zal worden betaald. Onder dit begrip vallen alle loonemolumenten, waaronder de autokostenvergoeding. Bij zijn indiensttreding zijn partijen overeengekomen dat [eiser] een lager vast bruto maandsalaris zou ontvangen en dat dit zou worden aangevuld met een netto autokostenvergoeding. De reiskosten van woon-werkverkeer kreeg [eiser] afzonderlijk vergoed. De autokostenvergoeding moet daarom worden beschouwd als (verkapt) loon. Voor [eiser] was het vanzelfsprekend dat dit bedrag, als vast emolument, door Radionomy betaald zou worden. Het was dan ook niet nodig om ten aanzien daarvan separate afspraken te maken. Radionomy heeft de autokostenvergoeding tijdens de schikkingsonderhandelingen niet expliciet benoemd en heeft ook niet in het proces-verbaal laten opnemen dat [eiser] afziet van de autokostenvergoeding. Dit laatste had wel voor de hand gelegen als Radionomy meende dat de autokostenvergoeding van de minnelijke regeling was uitgesloten. De autokostenvergoeding heeft steeds onderdeel uitgemaakt van de vorderingen en onderhandelingen. Een bedrag van € 5.000,- netto geef je niet zomaar prijs, zeker niet nadat de kantonrechter een voorlopig oordeel had gegeven, inhoudende dat Radionomy ten onrechte een loonstop had opgelegd en zij het achterstallig loon alsnog aan [eiser] diende te betalen. Ten slotte hebben [eiser] en zijn gemachtigde bij het opstellen van het proces-verbaal naar elkaar, de rechter en de gemachtigde van Radionomy geknikt toen [eiser] vroeg:
Dat betekent dus alles?, waarmee ook de autokostenvergoeding werd bedoeld, aldus [eiser] .

Verweer

4. Radionomy heeft de vordering betwist. Zij heeft aangevoerd dat de autokostenvergoeding een netto kostenvergoeding betreft die niet tot het (gebruikelijke) loon behoort. Het is juist dat partijen bij indiensttreding van [eiser] zijn overeengekomen dat [eiser] een lager vast bruto maandsalaris zou ontvangen en dat dit zou worden aangevuld met een netto vergoeding, maar dit impliceert juist dat de autokostenvergoeding geen onderdeel uitmaakt van het (gebruikelijke) loon, maar een aparte component is. Ook uit de loonstroken van [eiser] volgt dat de autokostenvergoeding geen onderdeel uitmaakt van het (gebruikelijke) loon, omdat i) deze component apart op de loonstrook staat, ii) hierover geen loonheffing is verschuldigd en iii) deze wordt uitbetaald via de Werkkostenregeling, welke regeling is bedoeld om onbelaste vergoedingen aan werknemers te geven.
5. Dat onder het gebruikelijk loon alle emolumenten vallen, zoals [eiser] stelt, is onjuist. In het proces-verbaal zijn separate afspraken gemaakt ten aanzien van de bonus, laptop, vakantiedagen, vakantiebijslag. Hieruit blijkt dat onder het loon juist niet alle emolumenten vallen en dus ook niet de autokostenvergoeding. Indien de autokostenvergoeding onderdeel had moeten uitmaken van de afspraken, had het op de weg van (de gemachtigde van) [eiser] gelegen om dit expliciet te laten opnemen in het proces-verbaal. Uit het feit dat in de dagvaarding betreffende de vorige procedure (de gemachtigde van) [eiser] onderscheid heeft gemaakt tussen het achterstallig loon en de overige emolumenten, waaronder de autokostenvergoeding, volgt ook dat de autokostenvergoeding geen onderdeel uitmaakt van het (gebruikelijk) loon.
6. Verder is nog van belang dat partijen hebben onderhandeld over alle essentiële punten rondom de beëindiging van het dienstverband, dat [eiser] daarbij werd bijgestaan door een advocaat, dat het niet ongebruikelijk is gedurende een vrijstelling van het verrichten van werkzaamheden dat een werknemer geen aanspraak kan maken op een reis- en onkostenvergoeding en dat partijen finale kwijting hebben afgesproken, zodat partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben, aldus steeds Radionomy.

Beoordeling

7. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
8. Tussen partijen is in geschil of Radionomy op basis van de minnelijke regeling die partijen hebben getroffen en die is vastgelegd in het proces-verbaal van 12 december 2019 gehouden is om aan [eiser] de autokostenvergoeding te voldoen over de periode van 10 oktober 2019 tot 1 maart 2020. De kantonrechter oordeelt als volgt.
9. Vast staat dat de autokostenvergoeding niet expliciet staat vermeld in het proces-verbaal van 12 december 2019. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vergoeding behoort tot het ‘gebruikelijke loon’, zoals vermeld onder punt 2a van het proces-verbaal. Radionomy heeft zich daarentegen op het standpunt gesteld dat de autokostenvergoeding een vergoeding is die niet kan worden aangemerkt als ‘gebruikelijk loon’. Onder het begrip ‘gebruikelijk loon’ behoort volgens haar uitsluitend het ‘kale’ loon, in dit geval het maandelijkse bedrag van € 9.000,- bruto dat [eiser] gedurende zijn dienstverband ontving.
10. Het begrip ‘gebruikelijk loon’ is geen eenduidig begrip en dient daarom te worden uitgelegd aan de hand van de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Het begrip ‘gebruikelijk loon’ dient dus niet alleen maar op grond van een taalkundige uitleg te worden uitgelegd. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van het proces-verbaal mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De kantonrechter acht daarbij de volgende omstandigheden van belang.
11. Tijdens de mondelinge behandeling van 18 mei 2020 heeft [eiser] onweersproken naar voren gebracht dat partijen voorafgaand aan zijn indiensttreding hebben gesproken over het loon dat [eiser] zou ontvangen voor zijn werkzaamheden. Het door [eiser] gewenste en aan Radionomy voorgestelde brutoloon vond Radionomy te hoog. Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat [eiser] maandelijks een vaste netto autokostenvergoeding zou ontvangen als aanvulling op zijn brutoloon. Dit was voor Radionomy fiscaal voordeliger dan betaling van een hoger brutoloon. Onder de streep zou [eiser] zodoende een netto bedrag ontvangen dat in de buurt kwam van het door [eiser] eerder voorgestelde brutoloon. De autokostenvergoeding werd gedurende de vakanties van [eiser] doorbetaald.
12. Verder heeft [eiser] onweersproken naar voren gebracht dat hij gedurende zijn dienstverband de door hem gemaakte reiskosten in verband met de uitvoering van zijn werkzaamheden (waaronder kosten van woon/werkverkeer) bij Radionomy heeft gedeclareerd en deze kosten ook door Radionomy zijn betaald. Deze reiskosten bestonden hoofdzakelijk uit kosten voor het openbaar vervoer en kwamen niet ten laste van de autokostenvergoeding.
13. Bij een zuiver taalkundige uitleg zal een autokostenvergoeding niet beschouwd worden als ‘gebruikelijk’ loon, maar als een (kosten)vergoeding. In het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden, te weten dat bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst de autokostenvergoeding bedoeld was om [eiser] tegemoet te komen in zijn salariswens én de door [eiser] daadwerkelijk gemaakte reiskosten niet ten laste kwamen van zijn autokostenvergoeding, hebben partijen kennelijk bedoeld overeen te komen dat [eiser] een deel van het loon in de vorm van een (fiscaal gunstige) autokostenvergoeding ontving.
14. [eiser] heeft in de procedure die geleid heeft tot het proces-verbaal van 12 december 2019 achterstallig loon (bruto) en een autokostenvergoeding (netto) gevorderd. Tussen partijen is niet in geschil dat het voorlopig oordeel van de kantonrechter in het voordeel van [eiser] uitviel, hetgeen betekende dat Radionomy het (achterstallig) loon aan [eiser] diende te betalen. Onder meer met die gedachte in het achterhoofd zijn partijen gaan onderhandelen en hebben zij een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer is opgenomen wat nog moet worden voldaan en wanneer. Partijen hebben daarbij de autokostenvergoeding niet specifiek benoemd. Volgens [eiser] is dat omdat voor partijen duidelijk was dat de autokostenvergoeding tot het ‘gebruikelijke loon’ behoorde en was het daarom niet nodig daarover separate afspraken te maken. Radionomy heeft aangevoerd dat zij de autokostenvergoeding vergeten is te benoemen tijdens de onderhandelingen en bij het opstellen van het proces-verbaal. Zij heeft de autokostenvergoeding niet bewust erbuiten gelaten. Onder deze omstandigheden mocht [eiser] bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst daarom redelijkerwijs aan het begrip ‘gebruikelijk loon’ de betekenis toekennen die partijen ook bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst en gedurende het dienstverband daaraan feitelijk hebben gegeven, doordat een deel van het loon in de vorm van een autokostenvergoeding werd betaald. Het ‘gebruikelijk loon’ werd daarmee het brutoloon plus de netto autokostenvergoeding. [eiser] mocht van Radionomy verwachten dat zij het begrip ‘gebruikelijk loon’ in gelijke zin zou opvatten. Dat Radionomy vergeten is om de autokostenvergoeding specifiek te benoemen tijdens de onderhandelingen en bij het opstellen van het proces-verbaal, dient onder deze omstandigheden voor haar risico te komen.
15. De conclusie van al het voorgaande is dat de vordering van [eiser] tot betaling van de autokostenvergoeding, vooruitlopend op een bodemprocedure, zal worden toegewezen.
16. Nu de autokostenvergoeding een netto vergoeding betreft en fiscaaltechnisch gezien geen loon is, zal de gevorderde wettelijke verhoging worden afgewezen.
17. De wettelijke rente wordt als volgt toegewezen: over € 3.000,00 vanaf 1 januari 2020, nu in het proces-verbaal staat vermeld dat Radionomy het gebruikelijke loon in december 2019 zou voldoen, over € 1.000,00 vanaf 1 februari 2020 en over € 1.000,00 vanaf 1 maart 2020.
18. Radionomy dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt Radionomy tot betaling aan [eiser] van € 5.000,- netto ter zake van een autokostenvergoeding over de periode van 10 oktober 2019 tot 1 maart 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.000,00 vanaf 1 januari 2020, over € 1.000,00 vanaf 1 februari 2020 en over € 1.000,00 vanaf 1 maart 2020 tot de algehele voldoening;
veroordeelt Radionomy in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
exploot € 106,35
salaris € 480,00
griffierecht € 236,00
-----------------
totaal € 822,35
voor zover van toepassing, inclusief btw, en te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de algehele voldoening;
veroordeelt Radionomy in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Radionomy niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier de kantonrechter