ECLI:NL:RBAMS:2020:2663

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
8045463 CV EXPL 19-19699
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek en ambtshalve toetsing van overeenkomst buiten verkoopruimte met betrekking tot informatieverplichtingen en wettelijke bedenktijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Eneco Services B.V. (eisende partij) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde een bedrag van € 500,-, onder reservering van het recht op het meerdere, wegens een onbetaalde eindnota van € 459,64 voor geleverde energie. De overeenkomst was tot stand gekomen via een deur-tot-deur verkoop in 2017, maar de eisende partij kon de overeenkomst niet overleggen. De gedaagde partij had de overeenkomst per 16 oktober 2018 opgezegd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet aan haar (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan, zoals vastgelegd in artikel 6:230m lid 1 BW. De eisende partij had de gedaagde partij voorafgaand aan de overeenkomst in duidelijke en begrijpelijke taal de noodzakelijke informatie moeten verstrekken. De rechter oordeelde dat de gedaagde partij niet op de juiste wijze was geïnformeerd over de overeenkomst, de wettelijke bedenktijd en de kenmerken van de geleverde diensten.

Als gevolg hiervan werd de wettelijke bedenktijd met maximaal 12 maanden verlengd, waardoor de gedaagde partij de overeenkomst tijdig had opgezegd. De vordering van de eisende partij werd afgewezen, en de eisende partij werd veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8045463 CV EXPL 19-19699
vonnis van: 29 mei 2020
fno.: 534

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Eneco Services B.V.

gevestigd te Rotterdam
eisende partij
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.
t e g e n

[gedaagde partij]

wonende te Amsterdam
gedaagde partij
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 18 oktober 2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen en dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen, en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft op de rolzitting van 15 november 2019 een akte, met producties, ingediend en daarbij haar vordering verminderd. Gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eisende partij vordert bij dagvaarding € 500,- onder reservering van het recht op het meerdere. Volgens eisende partij heeft gedaagde partij de eindnota van 24 oktober 2018 over de periode 17 november 2017 tot 16 oktober 2018 ten bedrage van € 459,64 voor door haar aan gedaagde partij geleverde energie onbetaald gelaten en zijn tevens rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd geworden.
Eisende partij stelt dat zij met gedaagde partij in 2017 via een ‘door-to-door’ verkoop een overeenkomst heeft gesloten die zij niet meer kan overleggen. De overeenkomst is door opzegging door gedaagde wegens een overstap naar een andere leverancier per 16 oktober 2018 geëindigd. Daarbij is geen boete in rekening gebracht.
Eisende partij heeft – voor zover van belang – de volgende stukken overgelegd:
a. een ongedateerde e-mail aan gedaagde partij waarin de overstap naar eisende partij wordt bevestigd en met daarin als startdatum van de levering (van Eneco HollandseWind en Aardgas 3 jaar) 17 november 2017 en een einddatum van 17 november 2020;
b. de eindnota van 24 oktober 2018, met daarin de vermelding dat gedaagde partij nog een tegoed heeft dat met de eindnota wordt verrekend waarna nog € 319,14 dient te worden betaald. Voorts blijkt uit de eindafrekening dat sprake is van een abonnement op Toon, een slimme meter, en dat administratiekosten in rekening zijn gebracht.
c. aanmaningen.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Verder wordt vastgesteld dat gedaagde partij een consument is, zodat ambtshalve moet worden getoetst of eisende partij aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan, of sprake is van een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden dan wel van oneerlijke handelspraktijken.
Ten aanzien van de hoogte van de vordering
Eisende partij vordert een bedrag van € 459,64 vanwege de niet betaalde eindnota. In deze nota wordt echter vermeld dat slechts € 319,14 verschuldigd is, zodat het meer gevorderde aanstonds als ongegrond wordt afgewezen.
Ten aanzien van de (pre)contractuele verplichtingen
Eisende partij stelt dat de overeenkomst op afstand is gesloten, maar uit haar overige stellingen volgt dat niet. Zij stelt immers dat sprake is geweest van een deur-tot-deur verkoop, zodat de overeenkomst ingevolge artikel 6: 230g lid onder f sub 1 BW moet worden aangemerkt te zijn gesloten buiten de verkoopruimte.
Op grond van artikel 6:230m lid 1 jo. 6:230t lid 1 BW was eisende partij daarom verplicht om voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst – kort gezegd – in duidelijke en begrijpelijke taal en in leesbare vorm de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie aan de consument te verstrekken op papier, dan wel met instemming van de consument op een andere duurzame gegevensdrager. Op grond van het tweede lid van artikel 6: 230t BW diende eisende partij de consument tevens de overeenkomst op papier of andere duurzame gegevensdrager te verstrekken.
Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden is, gelet op voornoemd doel, in beginsel niet afdoende.
Wat betreft de (pre)contractuele informatieverplichtingen licht eisende partij toe dat een medewerker met de klant – in dit geval gedaagde partij – via een tablet een aantal stappen heeft doorlopen, waarbij steeds tekst en uitleg is gegeven over tarieven, de vaste kosten, voorwaarden, duur van de overeenkomst etc. Aan het eind van dat proces volgt een samenvatting en is de klant gewezen op de wettelijke bedenktijd.
Uit deze toelichting kan niet worden opgemaakt dat gedaagde partij van eisende partij voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst alle informatie als bedoeld in artikel 6: 230m lid 1 BW op papier of een andere duurzame gegevensdrager heeft ontvangen, noch dat de overeenkomst aan hem op papier of duurzame gegevensdrager is verstrekt.
Daarbij komt dat de ongedateerde e-mail waarin de overstap aan gedaagde partij is bevestigd niet vermeldt:
- wat de variabele tarieven voor energie zijn, de gedragscodes en klachtbeleid;
- dat de overeenkomst kan worden herroepen, noch de modaliteiten voor de uitoefening van dit recht;
- dat sprake is van een abonnement op Toon, een slimme meter, zodat hier alle informatie aangaande deze dienst ontbreekt, waaronder ook de meest essentiële zoals de kenmerken van de zaak, de prijs, de looptijd etc.;
Op grond van voorgaande wordt geoordeeld dat eisende partij niet, althans niet op juiste wijze aan haar informatieverplichtingen - waaronder het herroepingsrecht - heeft voldaan.
Op grond van artikel 6:230o lid 2 BW wordt de wettelijke bedenktijd daarom met ten hoogste 12 maanden geacht te zijn verlengd. Niet gesteld of gebleken is dat eisende partij gedaagde partij tussentijds alsnog op juiste wijze op de wettelijke bedenktijd heeft gewezen, zodat moet worden aangenomen dat de bedenktijd in ieder geval tot 17 november 2018 heeft gegolden. Nu gedaagde partij de overeenkomst binnen deze periode heeft opgezegd, kan een betalingsverplichting voor de aan hem geleverde energie en slimme meter ingevolge artikel 6: 230s lid 5 sub a onder 1 of 2 BW niet worden vastgesteld.
De vordering wordt daarom geheel afgewezen.
Als de in het ongelijk gestelde partij, wordt eisende partij veroordeeld in de kosten van het geding.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisende partij in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.