In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 juni 2020 een vonnis gewezen in een geschil tussen de besloten vennootschap Eneco Services B.V. (eisende partij) en een consument (gedaagde partij) die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 500,- aan hoofdsom, voortvloeiend uit een niet-betaalde nota van € 1.588,02 voor de levering van energie. De eisende partij stelde rechtsopvolger te zijn van E.ON Benelux Levering BV en dat er een overeenkomst was gesloten voor de levering van energie, welke door de gedaagde partij was opgezegd.
De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen. De rechter oordeelde dat de eisende partij niet op de juiste wijze heeft gewezen op de wettelijke bedenktijd en dat de informatieverplichtingen niet zijn nageleefd. Dit leidde tot de conclusie dat de wettelijke bedenktijd met maximaal 12 maanden was verlengd, waardoor de gedaagde partij de overeenkomst tijdig had opgezegd.
De vordering van de eisende partij werd afgewezen, en de eisende partij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden begroot. Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.