ECLI:NL:RBAMS:2020:2650
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging werkloosheidsuitkering wegens onvoldoende medewerking aan onderzoek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een man wiens werkloosheidsuitkering door het UWV was stopgezet. Het UWV had de uitkering beëindigd omdat de man onvoldoende meewerkte aan een onderzoek naar zijn verblijfplaats. De man had in oktober 2018 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen, maar na een anonieme tip dat hij mogelijk in Turkije woonde, startte het UWV een onderzoek. De man werd uitgenodigd voor gesprekken en moest bankafschriften overleggen, maar hij weigerde een tweede gesprek na een eerste gesprek dat hem veel stress bezorgde. Het UWV concludeerde dat de man niet voldeed aan zijn inlichtingenplicht, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het UWV op goede gronden had besloten de uitkering te beëindigen. De man had niet voldoende meegewerkt aan het onderzoek, wat essentieel was om te bepalen of hij recht had op de uitkering. De voorzieningenrechter benadrukte dat de man zelf had erkend dat het eerste gesprek goed was verlopen en dat zijn gezondheidsklachten niet voldoende waren om hem te ontheffen van zijn verplichtingen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep van de man geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.