Op 20 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man, die op 17 februari 2020 probeerde in te breken in een bedrijfspand in Amsterdam. De verdachte heeft daarbij een raamkozijn beschadigd. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 weken. De zaak kwam ter terechtzitting na een vordering van de officier van justitie, mr. S.W.M. van der Linde, en de verdediging door mr. J.F. van der Brugge. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot diefstal en opzettelijke vernieling van andermans eigendom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder veroordeeld was voor vergelijkbare feiten en dat hij een hoog recidiverisico vertoonde. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen, omdat onduidelijk was of de proeftijd op de pleegdatum van het feit nog liep. De rechtbank heeft de strafmaat gemotiveerd door de ernst van de feiten en de gevolgen voor de gedupeerden.