ECLI:NL:RBAMS:2020:2632

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
13/233421-19 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens psychische aandoening na mishandeling in winkel

Op 22 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man die op 28 september 2019 in Amsterdam een winkelier in zijn oor beet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ten tijde van het delict psychotisch was en daarom niet strafbaar kon worden gesteld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot zware mishandeling, maar veroordeelde hem wel voor eenvoudige mishandeling. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, maar moest wel een schadevergoeding van 69 euro betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapportages van psychologen en psychiaters die concludeerden dat de verdachte leed aan een ernstige geestelijke stoornis, waardoor hij niet in staat was om de gevolgen van zijn handelen te overzien. De rechtbank heeft ook een zorgmachtiging verleend, zodat de verdachte onder toezicht kan worden behandeld. De benadeelde partij vorderde schadevergoeding, die door de rechtbank werd toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De uitspraak benadrukt de afweging tussen strafrechtelijke aansprakelijkheid en de noodzaak van behandeling voor personen met psychische aandoeningen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/233421-19 (Promis)
Datum uitspraak: 22 mei 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzittingen

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zittingen van 31 januari 2020 en 8 mei 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L.E. Stroink, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. Zaim, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] naar voren is gebracht. Namens verdachte heeft zijn bewindvoerder, [bewindvoerder] , gereageerd op de vordering van de benadeelde partij. J. Yntema, psycholoog, en J. van der Meer, psychiater, hebben op de zitting een toelichting gegeven op de door hen opgemaakte rapporten.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich op 28 september 2019 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij 1] door in zijn oor te bijten. Dit is subsidiair ten laste gelegd als eenvoudige mishandeling.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij in het oor van aangever heeft gebeten. Hij is naar de winkel van het slachtoffer gegaan en heeft hem daar gebeten. Het oor van aangever bloedde flink en er waren 13 hechtingen nodig om de wond te dichten. Er is sprake van een mensenbeet en dat is gevaarlijk, vanwege mogelijke ontstekingen. Ook is er een litteken ontstaan. Gelet op het voorgaande heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Er zitten foto’s van het letsel in het dossier en er is een letselverklaring waaruit blijkt dat aangever 13 hechtingen nodig had. Er is echter ook een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat na vier weken de hechtingen eruit zijn gehaald en dat het oor van aangever er nu weer goed uitziet. Uit dat proces-verbaal blijkt dat er geen blijvende schade is veroorzaakt aan het oor van aangever. Er is daarom geen sprake van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Met betrekking tot de eenvoudige mishandeling heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor poging zware mishandeling
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – de poging zware mishandeling niet bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij. Verdachte heeft aangever (hard) in zijn linkeroor gebeten. Alhoewel dit een ernstige mishandeling is, met nare gevolgen voor het slachtoffer, vindt de rechtbank niet dat door iemand hard in zijn oor te bijten de aanmerkelijke kans ontstaat dat daarmee in juridische termen zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer ontstaat.
Veroordeling eenvoudige mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte en de letselverklaring, de mishandeling wel kan worden bewezen. Verdachte heeft met buitengewone kracht in het linkeroor van aangever gebeten waardoor aangever letsel heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in
bijlage IIbewezen dat verdachte
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:
op 28 september 2019 te Amsterdam [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] met kracht in een oor te bijten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie moet verdachte, in overeenstemming met de over hem uitgebrachte rapporten, volledig ontoerekeningsvatbaar worden geacht. Hij moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte is niet strafbaar.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 18 december 2019, opgemaakt door J. van der Meer, psychiater, en van de Pro Justitia rapportage van 16 januari 2020, opgemaakt door J. Yntema, psycholoog.
In beide Pro Justitia-rapportages is geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ernstige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Uit het psychiatrisch rapport volgt onder meer dat er bij verdachte sprake is van schizofrenie met psychotische episodes die terugkomen als de medicatie wordt gestaakt. Uit het psychologisch rapport volgt onder meer dat verdachte lijdt aan schizofrenie. Beide deskundigen hebben geconcludeerd dat de vastgestelde ziekelijke stoornis van de geestvermogens de gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde volledig heeft beïnvloed. Naar aanleiding van zijn psychotische ontregeling en daaruit voortvloeiende prikkelbaarheid en agitatie, is het realiteitsbesef dusdanig aangetast, dat verdachte de controle over zijn handelen is verloren.
Beide voornoemde deskundigen hebben hun bevindingen en conclusies toegelicht op de zitting. De rechtbank is van oordeel dat de rapportages op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies van de gedragsdeskundigen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijke onderbouwing. De rechtbank neemt de bevindingen van de deskundigen over wat betreft de vaststelling van een schizofreniestoornis. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit niet kan worden toegerekend. Verdachte moet daarom dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden?

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hoewel de deskundigen op één lijn zitten over een behandeling in een civiel kader met een zorgmachtiging, een behandeling in forensisch kader noodzakelijk is. Het recidiverisico is groot, wellicht groter dan de deskundigen inschatten en in een civiel kader ligt de nadruk meer op de behandeling. Behandeling in een civiel kader biedt niet genoeg bescherming. De officier van justitie vindt dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden moet worden opgelegd. Zij heeft gevorderd deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Als een tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd kan op tijd worden ingegrepen als het niet goed gaat met verdachte, door middel van een time out en ook indien nodig met een omzetting in dwangverpleging.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen tbs-maatregel met voorwaarden moet worden opgelegd, omdat dit niet proportioneel is en geen meerwaarde heeft. Het recidiverisico kan worden ingeperkt door ten aanzien van verdachte een zorgmachtiging te verlenen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Uit het psychologisch onderzoek van Yntema blijkt dat het recidiverisico hoog is zonder behandeling en bij psychotische decompensatie. Er moet toezicht en controle door hulpverleners worden gehouden op het medicatiegebruik van verdachte, omdat hij weinig tot geen ziekte-inzicht heeft. Bij een (dreigende) medicatiestaking dient men de zorg direct op te schalen in de vorm van een stabilisatie-opname of toepassing van dwangmedicatie. De psycholoog heeft ter zitting verklaard dat adequate behandeling in een civiel kader kan plaatsvinden.
Uit het psychiatrisch onderzoek van Van der Meer blijkt dat de psychose bij verdachte grotendeels in remissie is en dat verdachte gemotiveerd is voor behandeling en gebruik van medicatie. Het is wel zorgelijk dat bij verdachte zeer ernstige agressief gedrag ontstaat als hij een psychose doormaakt. Er is een risico dat verdachte in een later stadium van zijn behandeling zijn medicatie wederom staakt en in dat geval is er een grote kans op nieuwe agressie. De psychiater heeft ter zitting verklaard dat verdachte als antipsychoticum Clozapine gebruikt. Of verdachte dit medicijn neemt, kan alleen via zijn bloedspiegel worden gecontroleerd. Verdachte heeft voor het incident aangegeven dat hij gestopt was met deze medicatie. Als verdachte dit in het vervolg weer aangeeft en zijn spiegel wekelijks gecontroleerd wordt, zal blijken of verdachte gestopt is met het innemen van zijn medicatie. In dat geval kan verdachte dan tijdig worden opgenomen en is de veiligheid niet in gevaar. Volgens Van der Meer kan een zorgmachtiging als stok achter de deur werken. Hij vindt het onwaarschijnlijk dat een tbs met voorwaarden een meerwaarde heeft boven behandeling in een civielrechtelijke kader.
GGZ Reclassering Inforsa heeft op 16 april 2020 een maatregelrapport uitgebracht. In het advies, opgesteld door S. van Niekerken, zijn de mogelijkheden van een tbs-maatregel met voorwaarden onderzocht en is geadviseerd over de aan de tbs-maatregel te verbinden voorwaarden.
Ter zitting heeft de rechtbank de behandelaren van verdachte, [naam 1] en [naam 2] , gehoord. Zij hebben verklaard dat verdachte opgenomen is geweest in een Forensische Psychiatrische Kliniek van Inforsa en in een kliniek van GGZ Mentrum. Sinds 9 maart 2020 is verdachte weer thuis en wordt hij in een ambulant kader behandeld door het Forensisch ACT (FACT)-team van Inforsa. [1] De behandeling van verdachte verloopt volgens de behandelaren goed en verdachte neemt zijn medicatie in. Naast Clozapine krijgt verdachte ook een Haldol depot tegen een psychose. Verdachte lijkt stabiel te zijn. Dit blijkt ook uit het Integraal Evaluatieverslag van Reclassering Nederland van 6 mei 2020.
[naam 2] heeft verklaard dat het van belang is dat een zorgmachtiging aan verdachte wordt verleend. Als verdachte dan opnieuw besluit te stoppen met het innemen van zijn medicatie kan hij direct worden opgenomen en behandeld in een kliniek in het kader van de zorgmachtiging.
Omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van eenvoudige mishandeling komt, wordt formeel niet voldaan aan de vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel.
De deskundigen en de behandelaren van verdachte hebben de rechtbank ervan overtuigd dat een behandeling in een civiel kader met een zorgmachtiging voldoende is om verdachte te behandelen en de maatschappij te beveiligen. De rechtbank vindt het vooral belangrijk dat het risico dat verdachte opnieuw in een psychose raakt, en dan opnieuw geweldsdelicten begaat, wordt geminimaliseerd. Medicatie lijkt daarbij op dit moment de belangrijkste factor. Een zorgmachtiging biedt voldoende bescherming om verdachte direct op te nemen als hij medicatie weigert. Ten aanzien van verdachte zal dan ook in de zaak met rekestnummer 20-2449, die tegelijk met deze strafzaak is behandeld, een zorgmachtiging worden verleend, op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet Forensische Zorg.

8.Benadeelde partij

De vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 69,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade is opgebouwd uit de posten:
  • Parkeerkosten ziekenhuis € 27,-
  • Parkeerkosten politiebureau € 12,-
  • Vernielde cd’s en platen € 30,-
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor de parkeerkosten en dat de benadeelde partij voor de cd’s en platen niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat dat deel van de vordering niet is onderbouwd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, gelet op de bepleitte vrijspraak voor poging tot zware mishandeling en ontslag van alle rechtsvervolging. Mocht de rechtbank hem daarin niet volgen heeft de raadsman gezegd zich neer te leggen bij het oordeel van de rechtbank. De bewindvoerder heeft geen verweer gevoerd op de vordering.
Beoordeling
Ontvankelijkheid benadeelde partij
Op 1 januari 2020 is artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht komen te vervallen. Met ingang van diezelfde datum is de Wet Forensische Zorg in werking getreden. Met het afgeven van een zorgmachtiging door de strafrechter wordt hetzelfde doel nagestreefd als met de maatregel van een opname in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in het vervallen artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk ervoor zorgen dat verdachte verplichte zorg krijgt, waardoor kort gezegd het risico van gevaar voor de (algemene) veiligheid van personen of goederen wordt afgewend.
Omdat de rechtbank met het afgeven van de zorgmachtiging een equivalent van het vervallen artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht heeft verstrekt, is zij van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en de rechtbank ook een schadevergoedingsmaatregel kan opleggen. De rechtbank gaat ervan uit dat de wetgever door de invoering van de zorgmachtiging niet heeft bedoeld een wijziging aan te brengen in de positie van de benadeelde partij.
Toewijzing vordering benadeelde partij
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door het bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De post die ziet op de cd’s en platen is onvoldoende onderbouwd. Wel is aannemelijk dat er enige schade aan deze voorwerpen is ontstaan nu er sprake was van een worsteling in de winkel waarbij deze spullen op de grond gevallen zijn. De rechtbank schat deze schade op € 30,-. Dat leidt er toe dat de rechtbank tot toewijzing komt van de gevorderde schade en daarom € 69,- toewijst met daarover de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel.
Omdat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]voor het bewezene niet strafbaar en
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingter zake daarvan.
Wijst toede vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]tot een bedrag van € 69,- (negenenzestig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 september 2019 tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 1] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt opaan verdachte de verplichting ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , een bedrag van € 69,- (negenenzestig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 september 2019 tot aan de dag van de voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 2 (twee) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan daarmee de andere is vervallen.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2020.

Voetnoten

1.Assertive Community Treatment (ACT) is een van oorsprong Amerikaanse bemoeizorgmethode die mensen laat herstellen van psychische kwetsbaarheden, waaronder vaak verslaving. Het ACT-team ondersteunt bij problemen met geld, wonen, familie, eventuele partner, vrienden en buren. Ze behandelen verzekerden én onverzekerden, mensen met of zonder huis en hebben geen wachtlijst. ACT is onderdeel van Spoedeisende Psychiatrie Amsterdam (SPA) van de Amsterdamse GGZ-instelling Arkin. Er zijn twee ACT-teams met elk ongeveer twaalf medewerkers. Bij ACT werken psychiaters, psychologen, artsen, maatschappelijk werkers, verpleegkundigen, een jobcoach en een ervaringsdeskundige.