Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
eiser in reconventie,
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 mei 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 2 augustus 2019 waarin de zaak is verwezen naar de rol voor conclusies van repliek en dupliek,
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens conclusie van repliek in conventie,
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie, met producties,
- de akte waarin [gedaagde] reageert op die laatste producties.
2.Feiten in conventie en in reconventie
“
GECONSTATEERD ALS VOLGT:Naast de werkplaats bevindt zich achter een afgesloten ijzeren hek een opslagruimte (…); volgens verklaring van de heer [gedaagde] bevinden voormelde roerende zaken zich aldaar; (…) Ik heb vervolgens ter plaatse de heer [eiser] gebeld, welke na ca een kwartier arriveerde teneinde voormelde zaken mee te nemen, doch dat ik heb geconstateerd dat voormelde zaken door de heer [gedaagde] niet ter vrije beschikking aan de heer [eiser] zijn gesteld, althans dat zij niet op zodanige wijze zijn aangeboden (…) dat de heer [eiser] de zaken zonder obstakels zou kunnen meenemen;
3.Het geschil
I. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 10.790,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 917,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. [eiser] machtigt om, indien [gedaagde] met behoorlijke nakoming in gebreke mocht blijven, de revindicatie zelf te bewerkstelligen door een deurwaarder, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, alles voor rekening en risico van [gedaagde] ;
V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 500,- voor elke dag of dagdeel dat [gedaagde] niet voldoet aan de veroordeling tot afgifte van de zaken opgesomd onder III, tot een maximum van € 10.000,-;
in reconventie
I. [eiser] veroordeelt tot betaling van € 1.420,15 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
II. [eiser] veroordeelt tot betaling van € 4.723,29, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [eiser] veroordeelt tot betaling van € 400,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
IV. het vonnis van de voorzieningenrechter van 17 december 2018, althans de daarin opgenomen veroordeling tot afgifte van zaken op straffe van een dwangsom terzijde stelt, dan wel de eventueel verbeurde dwangsom beperkt tot een bedrag dat in overeenstemming is met de door [eiser] gestelde waarde van de volgens [eiser] niet afgegeven zaken;
V. [eiser] veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
€ 4.723,29 dat [eiser] onterecht heeft afgeschreven.
4.4. De beoordeling
Nimax heeft vervolgens een vinkje gezet bij alle op de lijst staande zaken, waaronder de liersokkel en de teakhouten balk. De lijst is door [gedaagde] ondertekend. Deze gang van zaken is door [eiser] in de procedure niet betwist. De advocaat van [eiser] heeft pas op 29 maart 2019 telefonisch gemeld bij de advocaat van [gedaagde] dat [eiser] de liersokkel en balk niet had ontvangen. Die late melding, in combinatie met het feit dat Nimax heeft aangegeven dat zij alle zaken die op de lijst van [eiser] stonden heeft meegenomen, maakt dat aannemelijk is dat [gedaagde] de goederen niet meer heeft en dat [eiser] nu niet meer in redelijkheid afgifte kan vorderen. .