ECLI:NL:RBAMS:2020:2605

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
8025130 CV EXPL 19-19008
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een energieovereenkomst gesloten tijdens een deur-tot-deur actie en de informatieverplichtingen van de leverancier

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Nutsservices B.V. h.o.d.n. Budget Energie (eiseres) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 930,30 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, voortvloeiend uit een energieovereenkomst die tijdens een deur-tot-deur actie zou zijn gesloten. De gedaagde partij had de overeenkomst per 4 oktober 2017 beëindigd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan, zoals vereist door de wet. De rechter heeft daarbij artikel 6:230m en 6:230t van het Burgerlijk Wetboek in overweging genomen, die bepalen dat de leverancier verplicht is om de consument voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst duidelijke en begrijpelijke informatie te verstrekken. De eiseres heeft niet kunnen bewijzen dat zij de gedaagde partij op de juiste wijze heeft geïnformeerd over de belangrijkste punten van de overeenkomst, waaronder het herroepingsrecht.

De vordering van de eiseres is afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De kantonrechter heeft de eiseres als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die aan de kant van de gedaagde partij tot op heden op nihil zijn begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8025130 CV EXPL 19-19008
vonnis van: 28 mei 2020
fno.: 399

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap et beperkte aansprakelijkheid

Nutsservices B.V. h.o.d.n. Budget Energie
gevestigd te Amsterdam
eiseres
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 10 oktober 2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen en dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen, en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft op de rolzitting van 5 december 2019 een akte, met producties, ingediend. Gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 930,30 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, die zij tot 28 augustus 2019 heeft berekend op € 32,79, en € 102,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Op haar vordering brengt zij een bedrag van € 250,00 aan door gedaagde partij voor dagvaarding verrichte betalingen in mindering. De hoofdsom bestaat uit het restant van de eindnota van 3 oktober 2017. Er wordt bij de eindnota geen aanspraak gemaakt op een opzegvergoeding.
Eisende partij heeft haar vordering in de onderhavige procedure beperkt tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, onder reservering van het meerdere.
Eisende partij stelt dat zij met gedaagde partij tijdens een deur tot deur actie een overeenkomst is aangegaan en dat deze door gedaagde partij per 4 oktober 2017 is beëindigd. Eisende partij heeft daarbij – voor zover van belang – de volgende stukken overgelegd:
a. een leveringsovereenkomst elektriciteit en gas –particulier, gedateerd 16 februari 2017;
b. een tarievenblad voor gas en een tarievenblad voor elektriciteit voor “3 jaar Vast –Particulier”;
c. een informatieblad met betrekking tot overstappen;
d. een instructieblad voor ontbinding/herroeping, met bijgevoegd het formulier voor ontbinding/herroeping;
e. de eindnota van 3 oktober 2017;
f. per email verzonden aanmaningen en een zogenaamde 14-dagenbrief van 17 juli 2019.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Verder wordt vastgesteld dat gedaagde partij een consument is, zodat ambtshalve moet worden getoetst of eisende partij aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan of sprake is van een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden dan wel van oneerlijke handelspraktijken.
De precontractuele informatieverplichtingen
Nu eisende partij stelt dat de overeenkomst tijdens een deur tot deur actie is gesloten, is sprake van een overeenkomst buiten de verkoopruimte. Op grond van artikel 6:230m jo. 6:230t lid 1 BW was eisende partij daarom verplicht om bij het sluiten van de overeenkomst de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie in duidelijke en begrijpelijke wijze en in leesbare vorm in beginsel op papier, of indien de consument hier mee instemt, op een andere gegevensdrager aan de consument te verstrekken.
Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden is, gelet op voornoemd doel, in beginsel niet afdoende. Op grond van artikel 6:230t lid 2 BW dient eisende partij aan de consument een afschrift van de ondertekende overeenkomst of de bevestiging van de overeenkomt in beginsel op papier te verstrekken.
Wat betreft de precontractuele informatieverplichtingen stelt eisende partij dat gedaagde partij tijdens een gesprek is geïnformeerd over de belangrijkste punten van de overeenkomst zoals de tarieven, de looptijd en de opzegtermijn. Gedaagde partij heeft daarmee ingestemd en zo is de overeenkomst tot stand gekomen.
Dat eisende partij gedaagde partij heeft volledig heeft ingelicht overeenkomstig het in artikel 6:230m lid 1 BW bepaalde, waaronder het zeer van belang zijnde herroepingsrecht, is niet gesteld. Voorts is niet gesteld dat eisende partij aan gedaagde partij bij het gesprek aan de deur deze informatie op papier aan gedaagde partij heeft verstrekt, dan wel toestemming heeft gekregen dit op een andere duurzame gegevensdrager te vertrekken, zoals de wet vereist.
Uit het voorgaande kan dan ook niet worden opgemaakt dat eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op juiste wijze aan haar informatieverplichtingen jegens gedaagde partij heeft voldaan.
De contractuele informatieverplichtingen
Wat betreft de contractuele informatieverplichtingen heeft eisende partij gesteld dat zij de overeenkomst schriftelijk aan gedaagde partij heeft bevestigd. Zij heeft de op naam van gedaagde partij gestelde ‘Leveringsovereenkomst Elektriciteit en Gas-Particulier’ van 16 februari 2017 in het geding gebracht en het bijbehorende tarievenblad, overstapinformatie en herroepingsformulier overgelegd. Door eisende partij is evenwel niet gesteld of zij de schriftelijke bevestiging van de overeenkomst op papier (per post) of op een andere duurzame gegevensdrager (bijvoorbeeld per e-mail) heeft verstrekt, en indien het laatste het geval is, dat gedaagde partij daarmee heeft ingestemd. Dit blijkt ook niet uit de producties.
Ook is door eisende partij niet duidelijk uiteengezet, onderbouwd door stukken, dat verzending van een dergelijk bericht op die wijze tot de standaard procedure hoort, waardoor het onaannemelijk is dat het betreffende bericht in het onderhavige geval niet zou zijn verzonden, wat de concrete inhoud van een dergelijk bericht is en welke bij name genoemde bijlagen daarbij zijn gevoegd.
Op basis van de door eisende partij verstrekte gegevens kan er niet van worden uitgegaan dat eisende partij de overeenkomst aan gedaagde partij op de juiste wijze heeft bevestigd, zoals is vereist volgens artikel 6:230t lid 2 BW. Uit de stukken en toelichting van eisende partij kan derhalve evenmin afdoende worden opgemaakt of zij op juiste wijze aan haar contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan. De vordering wordt daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Eisende partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisende partij in de kosten van het geding, aan de kant van gedaagde partij tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.