Eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 930,30 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, die zij tot 28 augustus 2019 heeft berekend op € 32,79, en € 102,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Op haar vordering brengt zij een bedrag van € 250,00 aan door gedaagde partij voor dagvaarding verrichte betalingen in mindering. De hoofdsom bestaat uit het restant van de eindnota van 3 oktober 2017. Er wordt bij de eindnota geen aanspraak gemaakt op een opzegvergoeding.
Eisende partij heeft haar vordering in de onderhavige procedure beperkt tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, onder reservering van het meerdere.
Eisende partij stelt dat zij met gedaagde partij tijdens een deur tot deur actie een overeenkomst is aangegaan en dat deze door gedaagde partij per 4 oktober 2017 is beëindigd. Eisende partij heeft daarbij – voor zover van belang – de volgende stukken overgelegd:
a. een leveringsovereenkomst elektriciteit en gas –particulier, gedateerd 16 februari 2017;
b. een tarievenblad voor gas en een tarievenblad voor elektriciteit voor “3 jaar Vast –Particulier”;
c. een informatieblad met betrekking tot overstappen;
d. een instructieblad voor ontbinding/herroeping, met bijgevoegd het formulier voor ontbinding/herroeping;
e. de eindnota van 3 oktober 2017;
f. per email verzonden aanmaningen en een zogenaamde 14-dagenbrief van 17 juli 2019.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Verder wordt vastgesteld dat gedaagde partij een consument is, zodat ambtshalve moet worden getoetst of eisende partij aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan of sprake is van een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden dan wel van oneerlijke handelspraktijken.
De precontractuele informatieverplichtingen
Nu eisende partij stelt dat de overeenkomst tijdens een deur tot deur actie is gesloten, is sprake van een overeenkomst buiten de verkoopruimte. Op grond van artikel 6:230m jo. 6:230t lid 1 BW was eisende partij daarom verplicht om bij het sluiten van de overeenkomst de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie in duidelijke en begrijpelijke wijze en in leesbare vorm in beginsel op papier, of indien de consument hier mee instemt, op een andere gegevensdrager aan de consument te verstrekken.
Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden is, gelet op voornoemd doel, in beginsel niet afdoende. Op grond van artikel 6:230t lid 2 BW dient eisende partij aan de consument een afschrift van de ondertekende overeenkomst of de bevestiging van de overeenkomt in beginsel op papier te verstrekken.
Wat betreft de precontractuele informatieverplichtingen stelt eisende partij dat gedaagde partij tijdens een gesprek is geïnformeerd over de belangrijkste punten van de overeenkomst zoals de tarieven, de looptijd en de opzegtermijn. Gedaagde partij heeft daarmee ingestemd en zo is de overeenkomst tot stand gekomen.
Dat eisende partij gedaagde partij heeft volledig heeft ingelicht overeenkomstig het in artikel 6:230m lid 1 BW bepaalde, waaronder het zeer van belang zijnde herroepingsrecht, is niet gesteld. Voorts is niet gesteld dat eisende partij aan gedaagde partij bij het gesprek aan de deur deze informatie op papier aan gedaagde partij heeft verstrekt, dan wel toestemming heeft gekregen dit op een andere duurzame gegevensdrager te vertrekken, zoals de wet vereist.
Uit het voorgaande kan dan ook niet worden opgemaakt dat eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op juiste wijze aan haar informatieverplichtingen jegens gedaagde partij heeft voldaan.
De contractuele informatieverplichtingen