ECLI:NL:RBAMS:2020:2603

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
13/751202-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

Op 14 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Nederlander op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Schweinfurt in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 29 april 2020. De opgeëiste persoon, geboren in 1998, heeft de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit en was gedetineerd in een detentiecentrum in Nederland. Tijdens de openbare zitting heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord, en zijn raadsman heeft verklaard hem te vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van 23 januari 2020 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon voor een feit dat naar Duits recht strafbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is, en dat de opgeëiste persoon kan worden overgeleverd, mits er een garantie is dat hij zijn straf in Nederland zal ondergaan.

De Duitse autoriteiten hebben een garantie gegeven dat de opgeëiste persoon, in geval van een veroordeling, zal worden teruggestuurd naar Nederland om zijn straf uit te zitten. De rechtbank oordeelt dat deze garantie voldoende is en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, conform de eisen van de Overleveringswet (OLW).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751202-20
RK nummer: 20/2157
Datum uitspraak: 14 mei 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 april 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 januari 2020 door het
Amtsgericht Schweinfurt(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
bekend verblijfadres:
[adres],
gedetineerd in het Detentiecentrum [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 mei 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht. De opgeëiste persoon heeft aan zijn raadsman medegedeeld dat hij afstand wenst te doen van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsman heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk gemachtigd te zijn namens hem het woord te voeren.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van 23 januari 2020 door het
Amtsgericht Schweinfurt, dossiernummer 3 Gs 131/20 jug.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Der Leitende Oberstaatsanwalt in Schweinfurtheeft bij brief van 8 mei 2020 de volgende garantie gegeven:
lt is assured, that the persecuted person [opgeëiste persoon], born on [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats], in case of a final conviction in the Federal Republic of Germany to an unconditional custodial sentence or a detention order on the basis of the Council Framework Decision 2008/977/JHA of 27 November 2008 on the protection of personal data processed in the framework of police and judicial cooperation in criminal matters upon his request will be returned to the Netherlands to serve his sentence.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Het feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
-
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
en
-
poging tot medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen,

terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 157 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Schweinfurt(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 mei 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.