6.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak waarbij zij goederen en geld hebben weggenomen. Woninginbraken zijn buitengewoon ergerlijke feiten, die niet alleen overlast en financiële schade mee brengen, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen veroorzaken.
Verdachte heeft zich vervolgens schuldig gemaakt aan wederspannigheid door zich met geweld tegen een opsporingsambtenaar te verzetten. Dit handelen van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag en voor het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de belediging van twee politieagenten. De verdachte heeft het gezag van de politieagenten ondermijnd en de agenten in hun eer en goede naam aangetast door kwetsende woorden te gebruiken.
De reclassering heeft op 3 februari 2020 een rapport opgemaakt over verdachte. Uit het rapport blijkt, kort samengevat, dat verdachte nadat hij begin oktober 2019 zijn enkelband heeft doorgeknipt niet meer in beeld is geweest bij zowel de reclassering, als de politie, WPI en de casusregisseur.
De reclassering acht gelet op de risicofactoren echter wel interventies geïndiceerd en ziet daartoe reclasseringsmogelijkheden. Verdachte heeft zich tot oktober 2019 opengesteld voor begeleiding en er leek sprake te zijn van ingangen voor gedragsverandering. Verdachte leek hulp te accepteren, iets dat hij eerder niet deed. Om recidive te voorkomen, is het van belang dat verdachte begeleid zal gaan
Wonen, het liefst buiten Amsterdam. Weggaan uit zijn oude omgeving die aan hem blijft trekken is
een vereiste. Een belangrijke voorwaarde is dat verdachte zal meewerken aan screening en/of nadere
diagnostiek, zodat duidelijk wordt wat de (on)mogelijkheden van verdachte zijn en welke
begeleiding er bij hem zal aansluiten. Een enkelband hoeft volgens de reclassering geen onderdeel meer uit te maken van het begeleidingstraject. Ook zonder enkelband kan verdachte laten zien in hoeverre hij zelf in staat is om zijn leven op een gestructureerde manier vorm te geven.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich inzetten voor een passende dagbesteding zoals het volgen van een opleiding en/of het hebben van werk.
De rechtbank zal het advies van de reclassering overnemen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij blij is dat de reclassering zich nogmaals wil inzetten voor hem en dat hij aan de geadviseerde voorwaarden zal meewerken. De rechtbank vindt dat verdachte de kans moet krijgen om verder te gaan met het eerder met de reclassering ingezette traject. Verdachte lijkt oprecht in zijn voornemen zijn leven weer op de rit te willen krijgen met hulp van de reclassering en het is te prijzen dat hij daartoe de eerste aanzet heeft gegeven door tevens ter zitting te verschijnen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten. Gelet op de vrijspraak van het vuurwapenbezit en de oriëntatiepunten van het LOVS zal de rechtbank, anders dan door de officier van justitie geëist, aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van twee maanden met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een proeftijd van twee jaren. Tevens zal aan verdachte een taakstraf voor de duur van 200 uren worden opgelegd met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een handschoen, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het in zaak A bewezen geachte is begaan.
Bewaring rechthebbende(n)
De twee in beslag genomen mobiele telefoons worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 3] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 3] vordert € 487,99 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 in zaak A bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De raadsman heeft de vordering betwist en gesteld dat de vordering niet op basis van de nieuwwaarde van de goederen kan worden toegewezen.
De waarde van de zonnebril en de tas schat de rechtbank op 50% van de gevorderde schade nu niet duidelijk is wanneer deze goederen zijn aangeschaft en wat de dagwaarde is. De gevorderde schade met betrekking tot de Apple Iphone is gebaseerd op een refurbished model zodat dit deel van de vordering volledig zal worden toegewezen. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 197,99 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 3], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 197,99.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 2] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 1685,92 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 in zaak A bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De raadsman heeft de vordering betwist en gesteld dat de vordering niet op basis van de nieuwwaarde van de Playstation kan worden toegewezen. De kosten voor de vervanging van de deur(en) en het slot komen voor rekening van de verhuurder van de woning en kunnen niet door de benadeelde partij gevorderd worden. De schade met betrekking tot de jas kan niet worden toegewezen nu hiertoe bewijsstukken ontbreken en de vordering derhalve onvoldoende is onderbouwd.
De schade ten aanzien van de Playstation schat de rechtbank op € 200,00, overeenkomstig de dagwaarde. Voor het overige ten aanzien van dit deel van de vordering zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Van de gevorderde schade voor de vervanging van de deur(en) en het slot is niet gebleken dat deze kosten voor rekening van de benadeelde partij komen waardoor niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van rechtstreekse schade. Dit deel van de vordering zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de Moncler jas ook niet-ontvankelijk verklaren nu op basis van de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden vastgesteld dat deze schade in direct verband staat met het bewezen geachte feit.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 200,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De behandeling van het overige deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat dit deel onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 2], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 200,00.