8.3Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen vrijheidsbenemende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat aan verdachte in de zaak met rekestnummer 681998/20-1813, die tegelijkertijd met de onderhavige strafzaak is behandeld, een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz) voor de duur van zes maanden is verleend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Dit is een ernstig feit, waarbij verdachte een onaanvaardbare inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke en fysieke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft pijn en angst veroorzaakt bij het slachtoffer en haar in haar persoonlijke bewegingsvrijheid belemmerd.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij iemand die hem kwam helpen heeft geslagen, gestompt, getrapt en geschopt. Hiermee heeft verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor zijn hulpverleners. Hulpverleners dienen hun werk zonder angst voor hun patiënten te kunnen uitvoeren. Het feit dat het delict is begaan tegen een hulpverlener is dan ook strafverzwarend.
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit sterk verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank houdt met deze omstandigheid, in het voordeel van verdachte, rekening bij het bepalen van de duur van de straf.
De rechtbank houdt rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een voltooide zware mishandeling (zonder gebruik te maken van een wapen) is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Voor zover het feit is begaan tegen een professionele hulpverlener, zoals een verpleegkundige, kan de in het oriëntatiepunt genoemde straf worden verhoogd.
De toepasselijke oriëntatiepunten gaan uit van een verdachte zonder (relevant) strafblad. Dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld, is dus een omstandigheid die geen invloed heeft op de hoogte van de op te leggen straf.
Omdat geen sprake is van een voltooide zware mishandeling, maar van een poging, ziet de rechtbank aanleiding om het uitgangspunt met een derde te verminderen, tot twee maanden. Aan de ene kant heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. Daar staat echter tegenover dat het feit is begaan tegen een professionele hulpverlener. Zoals gezegd, rekent de rechtbank verdachte dit zwaar aan. De rechtbank vindt het belangrijk dat zoiets niet weer zal gebeuren. Om die reden zal de rechtbank ook een gedeeltelijk voorwaardelijke straf opleggen met daaraan gekoppeld een meldplicht bij de reclassering, zodat verdachte hulp krijgt om ervoor te zorgen dat hij niet opnieuw de fout ingaat.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat het van belang is om de straf te laten aansluiten op de verplichte zorg die verdachte zal ondergaan in het kader van de verleende zorgmachtiging.
Nu er mogelijk direct een plek voor verdachte beschikbaar is in het FPK Inforsa, zal de rechtbank de voorlopige hechtenis schorsen met ingang van het moment dat verdachte kan worden geplaatst in FPK Inforsa, [adres 2] , [plaats 3] of in een soortgelijke instelling.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank legt aan verdachte de volgende straf op: een gevangenisstraf van 120 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar. Ook zal de rechtbank aan verdachte een meldplicht bij de reclassering opleggen.