6.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. Verdachte heeft [slachtoffer] met een keukenmes in zijn buik gestoken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] een perforatie van de voorwand van zijn maag heeft opgelopen, waarbij één van zijn slagaders is geraakt. De littekens die hierdoor zijn ontstaan, niet alleen vanwege het steken zelf, maar ook door de voor herstel benodigde buikoperatie, zullen volgens de letselrapportage blijvend zichtbaar zijn. De rechtbank merkt op dat verdachte [slachtoffer] op een uiterst kwetsbare plek in zijn buik heeft gestoken, te weten in de buurt van zijn hart. Indien het hart zou zijn geraakt zou dit waarschijnlijk tot de dood van [slachtoffer] hebben geleid. Bij [slachtoffer] is bovendien een posttraumatische stressstoornis geconstateerd en uit zijn slachtofferverklaring volgt dat hij nog regelmatig veel pijn heeft en last heeft van angst- en paniekaanvallen.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit, waarmee hij grote inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken zij gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 12 december 2019, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Adviezen psycholoog en psychiater
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte onder meer kennis genomen van de volgende stukken:
- Een Pro Justitia psychologisch onderzoek, opgesteld door W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog, van 13 december 2019;
- Een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek, opgesteld door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, van 24 december 2019.
Volgens de deskundigen handelde verdachte vanuit een psychotische stoornis.
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat, hoewel verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en hij ogenschijnlijk een redelijk stabiel leven heeft gekend, hij momenteel psychotisch is en het risico op agressie vanuit zijn stoornis hoog is. Verdachte denkt immers nog altijd dat er een complot tegen hem gaande is en dat hij vergiftigd wordt. Om die reden wordt het recidiverisico door de psycholoog als hoog ingeschat wanneer verdachte zelfstandig, onbehandeld, in de maatschappij zal moeten functioneren. Het ziektebesef ontbreekt, evenals besef van de noodzaak om medicatie te nemen.
Volgens de psycholoog staat voorop dat behandeling van de psychotische problematiek noodzakelijk is. In eerste instantie medicamenteus om de wanen naar de achtergrond te doen verdwijnen, maar mogelijk sluimert hier ook een depressieve stoornis onder, die eveneens behandeld dient te worden. Vanwege het ontbreken van ziektebesef, adviseert de psycholoog de behandeling binnen een gedwongen kader plaats te laten vinden. Opname in een klinische setting is noodzakelijk. De psycholoog acht een behandeling binnen een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) passend. Een hoger beveiligingsniveau, dat van een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), is volgens de psycholoog niet noodzakelijk. Verdachte heeft vooral een hoge mate van zorg nodig.
Indien de wet omtrent de verplichte zorg in de GGZ niet was veranderd, zou het advies van de psycholoog zijn geweest om verdachte een jaar lang op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van het vroegere artikel 37 Sr. Omdat deze maatregel niet meer mogelijk is, adviseert de psycholoog verdachte op grond van artikel 2:3 van de Wet Forensische Zorg juncto de Wet verplichte GGZ klinisch op te nemen. Na adequate instelling op medicatie kan toegewerkt worden naar terugkeer in zijn eigen woning, waarbij de psycholoog wel de opmerking plaatst dat het de vraag is of voldoende verdere diagnostiek en behandeling binnen een half jaar zal kunnen plaatsvinden. De maatregel van terbeschikkingstelling wordt door de psycholoog niet passend geacht, omdat verdachte first offender is, aan een ernstige psychiatrische ziekte lijdt en vooral zorg en behandeling behoeft.
Vanwege de onduidelijkheid over de oorzaak van de psychose, is het voor de psychiater niet duidelijk wat het risico op herhaling van het ten laste gelegde feit is. Zonder behandeling blijft de risicofactor (paranoïde psychose) onveranderd. Behandeling en begeleiding zijn daarom cruciaal om de kans op herhaling binnen aanvaardbare grenzen te krijgen. Verdachte moet worden gemotiveerd om medicatie te nemen en daarnaast is het van belang om de diagnostiek te verfijnen en het beloop te monitoren.
De psychiater adviseert om verdachte te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis gedurende een jaar op grond van artikel 37 Sr. Indien het niet meer mogelijk is een maatregel in het kader van artikel 37 Sr op te leggen, kan volgens de psychiater de afgifte van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte GGZ worden overwogen, waarbij van belang is dat verdachte bij aanvang klinisch wordt opgenomen. De psychiater acht een behandeling binnen een FPA het meest wenselijk.
Reclasseringsadvies d.d. 17 maart 2020
Naast voornoemde rapportages heeft de rechtbank ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van 17 maart 2020.
Uit het reclasseringsadvies volgt onder meer dat volgens behandelcoördinator mevrouw K. Hell van het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van PI Zwolle het toestandsbeeld van verdachte dermate gestabiliseerd is dat hij (op dat moment) als reiniger goed functioneert, op vrijwillige basis zijn medicatie neemt en open staat voor de hem voorgestelde hulpverlening, waaronder CGT gericht op psychotische klachten en uitgebreid diagnostisch onderzoek om te achterhalen of er sprake was een psychotische depressie of dat neurologische factoren een rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van de psychotische episode. Volgens de reclassering ontbreekt bij verdachte nog steeds het ziektebesef, meent hij dat [slachtoffer] en zijn zoon er alles aan deden om zijn leven zwart te maken, en neemt hij zijn medicatie niet in omdat hij de noodzaak hiertoe inziet, maar omdat dit hem vriendelijk wordt verzocht.
De reclassering adviseert positief over het aan verdachte opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, gezien de huidige stabiliteit, de bereidheid om medicatie in te nemen en omdat het te verwachten is dat verdachte zich voor langere tijd aan de bijzondere voorwaarden kan houden. Het NIFP/IFZ is van oordeel dat een klinische behandeling op een FPA met een gemiddeld-hoog beveiligingsniveau en een intensieve verblijfintensiteit passend is.
Conclusie
De rechtbank volgt de adviezen van de psycholoog en de psychiater voor wat betreft de noodzaak om verdachte intensief en klinisch te behandelen. Zonder behandeling acht de rechtbank de kans op recidive vanuit de ernstige stoornis van verdachte groot. Een opname in een civiele setting, op grond van een zorgmachtiging, zoals geadviseerd door de deskundigen, acht de rechtbank niet aangewezen. De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig delict, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Bovendien is er bij verdachte sprake van een ernstige paranoïde-psychotische stoornis. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, althans de algemene veiligheid van personen of goederen vereist dat de behandeling van verdachte plaatsvindt in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld in een forensisch kader zodat er, naast het behandelen van de stoornis zelf, ook genoeg aandacht in de behandeling is voor het voorkomen van recidive. De rechtbank heeft hierbij voor ogen dat er eerst geruime tijd een klinische opname plaatsvindt in een FPK, waarin medicamenteuze behandeling en psycho-educatie om om te leren gaan met psychotische kwetsbaarheid aan de orde kunnen komen. Indien de risicotaxatie dat vervolgens toelaat is er daarna ruimte voor geleidelijke resocialisatie onder voldoende forensisch toezicht. Onderdeel van zowel behandeling als resocialisatie zal zijn dat verdachte op enig moment meer vrijheden zal krijgen. Daarbij zal steeds zorgvuldig een afweging gemaakt moeten worden tussen welke vrijheden voor de behandeling wenselijk (of noodzakelijk) zijn en wat vanuit het perspectief van recidiverisico mogelijk (of verantwoord) is. Een forensisch kader is bij uitstek ingericht om dergelijke afwegingen zorgvuldig, en met waarborgen omkleed, te maken. Om die reden acht de rechtbank, anders dan beide Pro Justitia rapporteurs, behandeling in een forensisch kader geboden.
Aan de maatregel zullen de voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 17 maart 2020, welke voorwaarden hierna worden weergegeven in het dictum van dit vonnis. Daarbij heeft de rechtbank, omwille van de duidelijkheid, een aantal voorwaarden explicieter geformuleerd dan in voormeld advies. De rechtbank ziet af van een contactverbod met de zoon van cliënt, nu zij niet overtuigd is van de noodzaak en wenselijkheid daarvan. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven, zij het enigszins ambivalent, mee te zullen werken aan een behandeling binnen de kaders van een terbeschikkingstelling met voorwaarden en heeft zich bereid verklaard de in het reclasseringsrapport geformuleerde voorwaarden na te leven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden - in aanmerking genomen de ernst van het feit en de ernst van het ziektebeeld van verdachte onder invloed waarvan het feit is begaan - met voldoende waarborgen met betrekking tot de beveiliging van de samenleving is omkleed.
De maatregel brengt met zich dat als verdachte de door de rechtbank gestelde voorwaarden niet naleeft of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen zulks eist, de maatregel kan worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De rechtbank zal, op grond van artikel 38 lid 7 van het Wetboek van Strafrecht, de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden bevelen opdat direct voortgegaan kan worden met de uitvoering van de voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte, als hij niet wordt behandeld, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, hoewel zij een klinische opname middels een zorgmachtiging heeft overwogen en zij die mogelijkheid in dezen niet passend acht, de beëindiging van voorbereiding van die zorgmachtiging niet is geschied zoals dat naar oordeel van de rechtbank (zeker in het licht van het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 23 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3335) zou moeten. Door de uiterst summiere toelichting in de beëindigingsbrief is de beëindiging van een op instigatie van de rechtbank ingezette procedure voor de rechtbank immers niet of nauwelijks te beoordelen. De rechtbank is van mening dat daarmee haar bevoegdheid op grond van artikel 5:19, tweede lid, van de Wvggz de facto wordt uitgehold.7. De benadeelde partij