ECLI:NL:RBAMS:2020:2586

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
13/751189-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door Amtsgericht Osnabrück

Op 14 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Osnabrück in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 13 maart 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië in 1977, was op dat moment gedetineerd in een Nederlandse penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

Tijdens de procedure heeft de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. S. Pijl, aangevoerd dat het EAB niet rechtsgeldig was omdat het niet was ondertekend door een bevoegde rechter. De officier van justitie heeft hierop een nieuwe versie van het EAB overgelegd, die wel rechtsgeldig was ondertekend. De rechtbank heeft het verweer van de raadsvrouw verworpen en geoordeeld dat de overlevering kon worden toegestaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn geclassificeerd als georganiseerde of gewapende diefstal, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan, en deze beslissing is uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751189-20
RK nummer: 20/1711
Datum uitspraak: 14 mei 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 maart 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juli 2019 door het
Amtsgericht Osnabrück(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1977,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Schriftelijke uitwisseling van standpunten
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. S. Pijl, advocaat te Amsterdam, heeft bij e-mail van 23 april 2020 haar standpunt ingediend. De officier van justitie heeft vervolgens bij e-mail van 28 april 2020 haar standpunt ingediend. De raadsvrouw heeft daarop bij e-mail van 29 april 2020 laten weten geen behoefte (meer) te hebben inhoudelijk te reageren op het standpunt van de officier van justitie.
Zitting
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 april 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw zijn – met voorafgaand bericht – niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Verwerping formeel verweer

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het EAB niet is ondertekend door een persoon (een rechter) die de uitvaardigende rechterlijke autoriteit vertegenwoordigt en om die reden niet rechtsgeldig is. Dit moet leiden tot weigering van de overlevering dan wel het stellen van vragen over de bevoegdheid van de persoon die het EAB heeft ondertekend, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft in reactie op wat de raadsvrouw heeft aangevoerd een nieuwe versie van het EAB overgelegd, voorzien van een handtekening van een rechter van het
Amtsgericht Osnabrück.
De rechtbank stelt vast dat de door de officier van justitie overgelegde nieuwe versie van het EAB op rechtsgeldige wijze is ondertekend. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en wijst het verzoek om aanhouding voor het stellen van vragen af.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel, uitgevaardigd op 9 juli 2018 door het
Amtsgericht Osnabrück.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon],aan het
Amtsgericht Osnabrück(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 mei 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.