Op 12 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) van de officier van justitie. Deze vordering, ingediend op 27 februari 2020, betrof de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Augsburg in Duitsland op 10 december 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, was gedetineerd in een justitieel complex in Nederland.
Tijdens de openbare zitting op 28 april 2020 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en werd het onderzoek ter zitting gesloten. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Echter, na sluiting van het onderzoek heeft de officier van justitie de rechtbank geïnformeerd dat de uitvaardigende autoriteit, het Amtsgericht Augsburg, niet langer de overlevering van de opgeëiste persoon wenste. Dit leidde tot de opheffing van de overleveringsdetentie op 30 april 2020.
De officier van justitie heeft vervolgens verzocht om niet-ontvankelijkheid in de vordering, wat door de rechtbank werd gehonoreerd. Op 12 mei 2020 werd het onderzoek heropend en direct daarna uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, omdat de overlevering niet langer gewenst was. Deze uitspraak is definitief, aangezien er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.