ECLI:NL:RBAMS:2020:2550

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
AMS 19/3152
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De eiser had op 14 maart 2019 een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen, waartegen hij bezwaar had aangetekend. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar op 25 mei 2019 ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarop de heffingsambtenaar op 24 juni 2019 meedeelde dat de naheffingsaanslag zou worden vernietigd en het betaalde bedrag zou worden terugbetaald. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 maart 2020, waarbij eiser aanwezig was en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door H.C. de la Mar.

De rechtbank overweegt dat, nu de naheffingsaanslag is vernietigd, het beroep gegrond is. Eiser verzocht om schadevergoeding voor kosten die hij heeft gemaakt in verband met het indienen van het beroep, waaronder tijdsverzuim en reiskosten. De rechtbank wijst echter het verzoek om schadevergoeding af, omdat kosten in verband met een procedure niet als schade kunnen worden gevorderd op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank merkt de door eiser opgevoerde kosten ambtshalve aan als verzoek om proceskostenvergoeding, maar oordeelt dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

De rechtbank beslist dat het beroep gegrond is, vernietigt de bestreden uitspraak en draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M.A. Broekhuis, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3152

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft eiser op 14 maart 2019 een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [nummer] (de naheffingsaanslag) opgelegd.
In de uitspraak op bezwaar van 25 mei 2019 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 24 juni 2019 laten weten dat de naheffingsaanslag met [nummer] wordt vernietigd en dat het betaalde bedrag voor de naheffingsaanslag zal worden terugbetaald. De heffingsambtenaar zal het betaalde griffierecht aan eiser vergoeden.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 maart 2020. Eiser was aanwezig. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van H.C. de la Mar.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt als volgt. Voor zover eiser gronden heeft aangevoerd en gehandhaafd tegen de uitspraak op bezwaar laat de rechtbank deze buiten beschouwing. De naheffingsaanslag is immers vernietigd. Dat betekent dat het beroep gegrond is. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om de heffingsambtenaar op te dragen het griffierecht te vergoeden.
2. Eiser verzoekt om schadevergoeding. Doordat de heffingsambtenaar geen onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van zijn bezwaar, heeft eiser zich genoodzaakt gezien beroep in te stellen en ter ondersteuning van het beroep foto’s te maken van de situatie ter plaatse. Om die reden verzoekt eiser de heffingsambtenaar niet alleen te veroordelen tot vergoeding van proceskosten en griffierecht, maar tevens te veroordelen tot vergoeding van de door hem geleden schade in verband met het maken van foto’s. De schade bedraagt, rekening houdende met het feit dat eisers uurtarief als zelfstandig ondernemer € 121,50 bedraagt, een totaalbedrag van € 270,54, bestaande uit drie uur verletkosten á € 84,- en reiskosten openbaar vervoer [woonplaats] naar Amsterdam van € 18,54.
Eiser heeft daarnaast op het formulier proceskosten verzocht om een vergoeding van proceskosten tot een totaalbedrag van € 352,74.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Kosten in verband met een procedure kunnen niet als schade op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gevorderd. Artikel 8:75 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) geven namelijk een exclusieve regeling voor de vergoeding van proceskosten. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding dan ook af. De rechtbank merkt de door eiser opgevoerde kosten bij zijn verzoek om schadevergoeding ambtshalve aan als verzoek om proceskostenvergoeding op grond van het Bpb. Op grond van artikel 1, aanhef en onder c en d kan een proceskostenvergoeding betrekking hebben op reis- en verblijfkosten en verletkosten. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser geclaimde kosten van tijdsverzuim voor voorbereidende handelingen en reiskosten ter onderbouwing van het beroep, niet daartoe behoren en dus niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4. Voor zover eiser heeft verzocht om een proceskostenveroordeling met betrekking tot reis- en verletkosten ten behoeve van de zitting op 5 maart 2020, is de rechtbank van oordeel dat deze kosten ook niet voor vergoeding in aanmerking komen. De heffingsambtenaar heeft ruim voor de zitting meegedeeld dat de naheffingsaanslag vernietigd wordt en aan eiser is tegemoetgekomen. Er was dan ook geen reden meer voor eiser om naar zitting te komen en daarvoor kosten te maken. Voor zover die reden erin bestond om zijn verzoek om schadevergoeding dan wel proceskostenveroordeling toe te lichten, overweegt de rechtbank dat eiser op dat punt geen gelijk krijgt. Ook daarom is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.
5. Het beroep is gegrond. Verweerder dient het door eiser betaalde griffierecht van
€ 47,- te vergoeden. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. Zoals hiervoor overwogen zijn er geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.